
Die Welt besteht aus Dingen als Objekten. Das Wort Objekt geht auf das lateinische Verb obicere zurück, das entgegenstellen, entgegenwerfen oder einwenden bedeutet. Ihm wohnt die Negativität des Widerstandes inne. Das Objekt ist ursprünglich etwas, das sich gegen mich wendet, das sich mir entgegenstellt and widersetzt. Digitale Objekte haben nicht die Negativität des obicere. Ich erfahre sie nicht als Widerstand. Das Smartphone ist deshalb smart, weil es der Wirklichkeit den Widerstandscharakter nimmt. Schon seine glatte Überflache vermittelt ein Gefühl des fehlenden Widerstandes. Auf seinem glatten Touchscreen erscheint alles handzahm und gefällig. Mit einem Klick oder Fingertipp ist alles erreichbar und verfügbar. Mit seiner glatten Oberflache fungiert es wie ein digitaler Handschmeichler, der uns permanent ein Gefällt-mir entlockt. Digitale Medien überwinden zwar effektiv die raum-zeitlichen Widerstande. Aber gerade die Negativität des Widerstandes ist konstitutiv für die Erfahrung. Die digitale Widerstandslosigkeit, die smarte Umgebung führt zu einer Welt- und Erfahrungsarmut. (Byung-Chul Han, Undinge, Pag. 28-29)
Met een ding kan ik een relatie aangaan omdat een ding betekenis kan krijgen voor mij. Doordat ik betekenis hecht aan bepaalde dingen kunnen deze waardevol voor mij zijn. Dingen die ik heb geërfd van mijn ouders bijvoorbeeld en die mij aan hen doen terugdenken, trofeeën die ik heb gewonnen bij een wedstrijd en die mij herinneren aan de moeite die ik heb moeten doen om ze te winnen. Een ding heeft een vorm, heeft massa, gewicht en betekenis. Soms ook een geur. Een ding zonder betekenis is vaak van nul en generlei waarde voor mij. Het is inwisselbaar, ik ben er niet aan gehecht. Ik raak er niet aan gehecht omdat het nergens raakt aan mijn leven en aan wie ik ben. Het voegt niets toe aan het verhaal dat ik ben en dat ik aan mijzelf en aan anderen vertel. Bijvoorbeeld als die anderen op bezoek komen en vragen stellen bij de dingen die ik in huis heb. Meestal gebeurt dat bij het zien van een foto of een object in de kamer dat de aandacht trekt. Je kunt dan aan de hand van dit object iets vertellen: een vakantieherinnering, een persoon, een gebeurtenis. Het ding wordt de aanzet tot een narratief en vraagt om een verduidelijking, een verhaal, als de ander dit narratief nog niet kent. Zo kan ik zelf ook in de ogen van anderen een verhaal worden en wordt er over mij gepraat. Misschien is dit feit, het gegeven, dat er met mij én over mij kan worden gesproken wel een wezenskenmerk van ons menszijn: het narratieve aspect van ons leven dat de basis vormt onder elke vorm van zinervaring, zinbeleving, zingeving. Als de ander wegvalt waarmee ik in gesprek ben, als het ding verdwijnt waarover ik een verhaal kan vertellen, wordt mijn wereld armer.
De digitale wereld, de virtualiteit die mij dagelijks wordt voorgeschoteld, de immense hoeveelheid informatie die ik tot mij neem, kan dát niet vervangen. Het echte contact, het levende contact met een ding, dier, mens is onvervangbaar. De ouderen die wij nu in verzorgingstehuizen hebben achtergelaten kunnen hierover meepraten. Geen robot kan de aanraking, de menselijke warmte, de oprechte belangstelling van een mens vervangen. Iemand die eenzaam is en die zich eenzaam voelt is niet geholpen met een 3D-bril en een virtueel landschap.
ChatGPT dat opeens een wondermiddel blijkt te zijn bij het produceren van teksten, vervangt niet de enthousiasmerende en inspirerende docent die zijn leerlingen aanmoedigt om verder te kijken dan hun neus lang is en die in staat is om anderen te bezielen. Hoeveel informatie tot je beschikking staat als algoritme, levend zal het nooit worden, de diepte van een gedicht met diverse betekenislagen zal niet zo gauw worden bereikt. Maar je weet maar nooit, vooral niet omdat wij als gebruikers, als toeschouwers onze eigen dimensie toevoegen aan wat wij ervaren, lezen, beleven. We voegen zelf betekenis toe, we maken zelf dingen belangrijk, we leggen er zelf betekenis in. En dan kan het gaan leven, kan het diepte krijgen. We helpen zo de machine een handje. We kunnen zelfs een band krijgen met een wapen, een voertuig, een ding dat bedoeld is om anderen te vernietigen. Vliegtuigen met dodelijke wapens krijgen een opdruk en een naam, een vignet op de tank, geeft aan dit voertuig een extra betekenis. Maar dan heb ik het weer over dingen, dingen die voor mij belangrijk zijn gaan worden.
Op het eerste gezicht lijkt het misschien dat ons denken op dezelfde wijze werkt en informatie verschaft als de digitale werkelijkheid waarin we ons bevinden en waarvan we gebruik maken. We zoeken dingen op die we willen weten, als we vragen hebben, als we op zoek zijn naar meer informatie. We ontvangen die informatie als een vorm van opeenstapeling van gegevens: additief. Het ene komt bij het andere. Zelf moet je er dan maar een ‘brood’ van bakken, nu je alle ingrediënten bij elkaar hebt, of met andere woorden, zelf moet je deze gevonden puzzelstukjes zo aan elkaar leggen dat deze informatie ook betekenis heeft, en meer is dan een verzameling stukjes. Byung-Chul Han probeert in zijn essay , Undinge. Umbrüche der Lebenswelt het onderscheid te laten zien tussen denken en kunstmatige intelligentie als hij spreekt over de werking van kunstmatige intelligentie. Hij schrijft:
Das Denken im emphatischen Sinn bringt eine neue Welt hervor. Es ist unterwegs zum ganz Anderen, zum Anderswo: »Das Wort des Denkens ist bildarm und ohne Reiz. [… ] Gleichwohl verändert das Denken die Welt. Es verändert sie in die jedesmal dunklere Brunnentiefe eines Rätsels, die als dunklere das Versprechen auf eine höhere Helle ist.« Die Maschinenintelligenz dringt in jene dunkle Brunnentiefe eines Rätsels. Informationen and Daten besitzen keine Tiefe. Das menschliche Denken ist mehr als Rechnen and Problemlosung. Es erhellt und lichtet die Welt. Es bringt eine ganz andere Welt hervor. Von der maschinellen Intelligenz geht vor allem die Gefahr aus, dass das menschliche Denken sich ihr angleicht und selbst maschinell wird. (Pag. 51)
Als ons denken ook machinaal wordt, in de trant van een algoritme dat verzamelt, verbanden legt, correlaties ontdekt, en daarvan kond doet, worden we misschien steeds minder empathisch. Ons gevoel, onze emotie doet niet (meer) mee, of doet steeds minder mee. Je ziet dit gedrag soms als het ware bij generaals die hun soldaten een zinloze strijd insturen – kanonnenvlees – de hoeveelheid moet de doorslag geven om de vijand te overrompelen, ongeacht de eigen verliezen. Kijk naar de strijd in Oekraïne waar de Russen deze tactiek toepassen: een mensenleven telt niet. Of kijk naar managers waarvoor de winstgevendheid en het belang van de aandeelhouders boven alles telt. De arbeiders, het personeel telt niet mee, ze zijn slechts onderdeel van de productiemiddelen, ze kunnen zonder pardon worden vervangen en ontslagen als dat meer winst oplevert.
Han grijpt terug naar het denken bij de oude Grieken, terug naar de filosoof Plato, waarvoor het denken niet alleen een kwestie was van informatie verzamelen, combineren en (praktisch) toepassen. Er zit bij hen een zekere passie in het denken, een bevleugeld en zich verwonderend uitend, een gegrepen zijn en meegevoerd worden door de vragen die worden gesteld, de werkelijkheid waarover wordt nagedacht. Het is een soort van erotische lading die ons aantrekt, die ons voortstuwt, die ons bezig blijft houden. Han schrijft:
Das Denken nährt sich vom Eros. Bei Platon gehen Logos und Eros eine innige Beziehung ein. Der Eros ist die Möglichkeitsbedingung für das Denken. Auch Heidegger folgt hierin Platon. Auf dem Weg zum Unbegangenen wird das Denken vom Eros beflügelt: »Ich nenne es den Eros, den ältesten der Götter nach dem Wort des Parmenides. Der Flügelschlag jenes Gottes berührt mich jedesmal, wenn ich im Denken einen wesentlichen Schritt tue and mich ins Unbegangene wage.« Das Rechnen ist ohne Eros. Daten und Informationen verführen nicht. (Pag. 51)
In de digitale wereld is de (echte) passie gesmoord of ze wordt kunstmatig opgewekt. Kijk eens naar digitale games die worden gespeeld: ze zitten vaak vol met geweld en verlangen om te overwinnen. Maar het blijft een vorm van spel die niets met de werkelijke wereld van doen heeft. De speler verliest zich in de game-werkelijkheid en alles wat hij ervaart brengt hij of zij zelf mee in het spel. De spelen zijn zo geconstrueerd dat ze aansluiten bij de verlangens (de eros) van de spelers. Bekend is dat de spelers gemotiveerd worden door het wedstrijdidee, door de kick van het geweld, en ook door het toedienen van geweld dat (in werkelijkheid) onbestraft blijft. Dat alles brengt de speler zelf mee in het spel. Komt dus van buiten de digitale realiteit die hem wordt voorgespiegeld. De speler legt zelf deze betekenissen erin. Zou een speler niks geven om de overwinning, niks om de te overwinnen obstakels, niks om het geweld, niks om het idee achter het spel, dan is het spel voor deze speler van nul en generlei waarde. Ik zelf bijvoorbeeld, geef helemaal niks om deze spelwereld, deze vorm van vermaak. Want ik word er niet door vermaakt en ik laat me er niet door vermaken. Het voegt niks toe aan mijn wereld, en aan mijn wereld van betekenissen. Een spel is voor mij een zinloos geheel, tijdverdrijf niet aan mij besteed. Jammer van je levenstijd.

Kunstmatige intelligentie moet het hebben van wat er al is. ChatGPT combineert gegevens, informatie, die overal is opgeslagen. Dat gebeurt op een slimme manier, maar het is geen denken en het levert geen echte nabijheid op zoals een mens of een ding dat kan doen voelen. Han verwijst naar de Franse filosoof Deleuze die een eigen wijze van benaderen heeft van het denken – iets wat haaks staat op het additieve principe van de digitale werkelijkheid. Han zegt:
Deleuze zufolge hebt die Philosophie mit einem »Faire l’idiot« [sich zum Idioten machen] an. Nicht Intelligenz, sondern ein Idiotismus zeichnet das Denken aus. Jeder Philosoph, der ein neues Idiom, ein neues Denken, eine neue Sprache hervorbringt, ist ein Idiot. Er verabschiedet sich von allem, was gewesen ist. Er bewohnt jene jungfrauliche, noch unbeschriebene Immanenzebene des Denkens. Mit dem »Faire l’idiot« wagt das Denken den Sprung ins ganz Andere, ins Unbegangene. Die Geschichte der Philosophie ist eine Geschichte der Idiotismen, der idiotischen Sprünge: »Der alte Idiot wollte Evidenzen, zu denen er aus sich selbst gelangen wurde: unterdessen würde er an allem zweifeln [… ]. Der neue Idiot will überhaupt keine Evidenzen [… ], er will das Absurde – das ist ein völlig anderes Bild vom Denken.« Künstliche Intelligenz vermag nicht zu denken, denn sie ist nicht fähig zum »Faire l’idoit«. Sie ist zu intelligent, um ein Idiot zu sein. (Pag. 51-52)
De idioterie van onze toegenomen afhankelijkheid van de digitale werkelijkheid blijft intussen vragen oproepen. Waarom maken we ons zo afhankelijk, waarom scheppen we een werkelijkheid waarin de virtualiteit van de informatiestromen elke vorm van waarheid gaat vervangen, een waarheid die aan de aarde, aan de dingen, aan de mensen is gekoppeld? Een waarheid die houvast geeft omdat het geen opeenstapeling is van informatie die telkens weer verandert, maar een vorm van beleving van zin en zinvolheid in ons bestaan. Een waarheid die ons verder brengt, die ons draagt en die ons in staat stelt een zinvolle wereld op te bouwen. Een wereld waar ieder er toe doet en waarin niet heel velen de rekening betalen voor het gedrag van anderen. Hoe ontzagwekkend de digitale werkelijkheid ook moge zijn, alles wat deze wereld ons gebracht heeft, de grote kloof tussen arm en rijk, tussen de bezitters van kennis en mogelijkheden en hen die dat niet hebben, is nog steeds niet gedicht. Hoe vaak ook de loftrompet gestoken wordt op alle nieuwe (digitale) ontwikkelingen, de feiten spreken voor zich. Digitaliteit zonder ethiek, zonder toepassing van menselijke normen, zonder oog voor rechtvaardigheid en een rechtvaardige samenleving kan uitgroeien tot een kwaadaardig gezwel. De Elon Musk’en die robots bouwen die autonoom kunnen handelen maken het er niet beter op. In dat soort mensen heb ik nul vertrouwen, hun waarheid kent slechts een gezicht: de eigen beurs. De rest is daaraan ondergeschikt. Zij mogen zeker niet meer ruimte krijgen – en ook geen vrij spel.
John Hacking
20 januari 2023
Bron: Byung-Chul Han, Undinge. Umbrüche der Lebenswelt, Berlin 2021, (Ullstein)
