
Nocturno de los ángeles
a Agustín J. Fink
SE DIRÍA que las calles fluyen dulcemente en la noche.
Las luces no son tan vivas que logren desvelar el secreto,
el secreto que los hombres que van y vienen conocen,
porque todos están en el secreto
y nada se ganaría con partirlo en mil pedazos
si, por el contrario, es tan dulce guardarlo
y compartirlo sólo con la persona elegida.
Si cada uno dijera en un momento dado,
en sólo una palabra, lo que piensa,
las cinco letras del DESEO formarían una enorme cicatriz, luminosa,
una constelación más antigua, más viva aún que las otras.
Y esa constelación sería como un ardiente sexo
en el profundo cuerpo de la noche,
o, mejor, como los Gemelos que por vez primera en la vida
se miraran de frente, a los ojos, y se abrazaran ya para siempre.
De pronto el río de la calle se puebla de sedientos seres,
caminan, se detienen, prosiguen.
Cambian miradas, atreven sonrisas,
forman imprevistas parejas…
Hay recodos y bancos de sombra,
orillas de indefinibles formas profundas
y súbitos huecos de luz que ciega
y puertas que ceden a la presión más leve.
El río de la calle queda desierto un instante.
Luego parece remontar de sí mismo
deseoso de volver a empezar.
Queda un momento paralizado, mudo, anhelante
como el corazón entre dos espasmos.
Pero una nueva pulsación, un nuevo latido
arroja al río de la calle nuevos sedientos seres.
Se cruzan, se entrecruzan y suben.
Vuelan a ras de tierra.
Nadan de pie, tan milagrosamente
que nadie se atrevería a decir que no caminan.
¡Son los ángeles!
Han bajado a la tierra
por invisibles escalas.
Vienen del mar, que es el espejo del cielo,
en barcos de humo y sombra,
a fundirse y confundirse con los mortales,
a rendir sus frentes en los muslos de las mujeres,
a dejar que otras manos palpen sus cuerpos febrilmente,
y que otros cuerpos busquen los suyos hasta encontrarlos
como se encuentran al cerrarse los labios de una misma boca,
a fatigar su boca tanto tiempo inactiva,
a poner en libertad sus lenguas de fuego,
a decir las canciones, los juramentos, las malas palabras
en que los hombres concentran el antiguo misterio
de la carne, la sangre y el deseo.
Tienen nombres supuestos, divinamente sencillos.
Se llaman Dick o John, o Marvin o Louis.
En nada sino en la belleza se distinguen de los mortales.
Caminan, se detienen, prosiguen.
Cambian miradas, atreven sonrisas.
Forman imprevistas parejas.
Sonríen maliciosamente al subir en los ascensores de los hoteles
donde aún se practica el vuelo lento y vertical.
En sus cuerpos desnudos hay huellas celestiales;
signos, estrellas y letras azules.
Se dejan caer en la camas, se hunden en las almohadas
que los hacen pensar todavía un momento en las nubes.
Pero cierran los ojos para entregarse mejor a los goces de su
encarnación misteriosa,
y, cuando duermen, suenan no con los ángeles sino con los mortales.
Los Ángeles, California.
Xavier Villaurrutia
Nokturne der Engel
für Augustín J. Fink
MAN KÖNNTE sagen, daß die Straßen sanft durch die Nacht fließen.
Die Lichter sind nicht so lebendig, daß sie das Geheimnis enthüllen könnten,
das Geheimnis, das die Männer, die kommen und gehen, kennen,
weil alle im Geheimnis leben,
und man nichts gewinnen würde, es tausendmal aufzuteilen,
wenn es im Gegenteil so süß ist, es aufzubewahren
und nur mit dem erwählten Menschen zu teilen.
Wenn jeder in einem gegebenen Augenblick
mit einem Wort sagte, was er denkt,
würden die acht Buchstaben der BEGIERDE eine riesige leuchtende Narbe bilden,
ein älteres, noch lebendigeres Sternbild als die anderen.
Und dieses Sternbild wäre wie ein glühendes Geschlecht
im tiefen Leib der Nacht,
oder, besser, wie die Zwillinge, die sich zum ersten Mal im Leben
in die Augen sahen und sich für immer umarmten.
Plötzlich bevölkert sich der Fluß der Straße mit durstigen Menschenwesen,
sie gehen, sie bleiben stehen, sie schreiten fort.
Sie wechseln Blicke, wagen ein Lächeln,
bilden unvermutete Paare …
Es gibt Einbuchtungen und Untiefen aus Schatten,
Ufer von unbestimmbaren tiefen Formen
und plötzliche Höhlungen aus Licht, das blendet,
und Türen, die dem leichtesten Druck nachgeben.
Der Fluß der Straße bleibt einen Augenblick verlassen.
Dann scheint er aus sich selbst aufwärts zu fließen,
begierig, von neuem zu beginnen.
Einen Augenblick bleibt er gelähmt, stumm, pochend
wie das Herz zwischen zwei Krämpfen.
Doch ein neuer Pulsschlag, ein neues Pochen
schleudert neue durstige Wesen in den Fluß der Straße.
Sie begegnen einander, kreuzen sich und steigen auf.
Sie fliegen zu ebener Erde.
Sie schwimmen zu Fuß, so wunderbar,
daß niemand wagen würde zu behaupten, dass sie nicht gehen.
Es sind die Engel!
Sie sind auf unsichtbaren Leitern
zur Erde niedergestiegen.
Sie kommen vom Meer, das der Spiegel des Himmels ist,
auf Schiffen aus Rauch und Schatten,
um sich mit den Sterblichen zu verschmelzen und zu vermischen,
um ihre Stirnen den Schenkeln der Frauen anzuvertrauen,
um andere Hände ihre Körper fieberhaft betasten zu lassen,
und damit andere Körper die ihren suchen, bis sie diese finden,
wie die Lippen eines selben Munds sich beim Schließen finden,
um ihren so lange untätigen Mund zu ermüden,
um ihre Feuerzungen freizusetzen,
um die Lieder, die Schwüre, die Schimpfworte zu sagen,
mit denen die Menschen das uralte Geheimnis
des Fleisches, des Blutes und der Begierde fassen.
Sie haben vorgebliche, göttlich einfache Namen.
Sie heißen Dick oder John oder Marvin oder Louis.
In nichts außer der Schönheit unterscheiden sie sich van den Sterblichen.
Sie gehen, sie bleiben stehen, sie schreiten weiter.
Sie tauschen Blicke, wagen ein Lächeln.
Sie bilden unvermutete Paare.
Sie lächeln verschmitzt, wenn sie in Hotellifts aufwärts fahren,
wo man noch den langsamen senkrechten Flug pflegt.
Ihre nackten Körper enthalten himmlische Spuren;
Zeichen, Sterne und blaue Buchstaben.
Sie lassen sich ins Bett fallen, vergraben sich in die Kissen,
die sie noch einen Augenblick an die Wolken erinnern.
Doch schon schließen sie die Augen, um sich besser den Genüssen
ihrer geheimnisvollen Fleischwerdung zu überlassen,
und wenn sie schlafen, träumen sie nicht van Engeln, sondern
von Sterblichen.
Los Angeles, Kalifornien.
vertaling: Curt Meyer-Clason
uit:
Villaurrutia, Xavier, Sehnsucht nach dem Tod. Nostalgia de la muerte. Sämtliche Dichtungen spanisch / deutsch. Übertragen von Curt Meyer-Clason, Aachen 2007 (Rimbaud)
***
Het hart regenereert
trager dan andere organen
en wordt nooit volledig hernieuwd,
dat is wat in het handboek staat vermeld.
dat betekent,
veronderstel ik,
dat iedereen erin aanwezig zal blijven.
De linkerkant van iemands lichaam zal weggewist worden
een gezicht zal verdwijnen
een nieuw zal in plaats van het oude ontstaan.
Talen, jaren, namen
zullen zich vermengen
in mijn tuin van mutanten
waarin we de weg zijn kwijtgeraakt.
VOLJA HAPEYEVA (Belarus),
Vertaling uit het Engels van Germain Droogenbroodt
uit: “In my garden of mutants”
Arc Publications, UK, 2021
***

Al de piano’s in het bos
Ik speel graag op de zwarte toetsen
omdat ik geloof dat nachtmuziek
de sleutel is die naar de droom toe leidt.
Ik hou van droommuziek die
reëler is dan al de thee in China
dan al de koffie in Guadalupe.
En boven alles hou ik ervan
dat alle liefdesvogels van de wereld hun
harten uitstorten, zodat de gekwetste wereld
weer weet, dat wie op één been danst
het andere niet hoeft te vergeten.
Michael Harlow, New Zealand
Vertaling Germain Droogenbroodt
***
Uiteindelijk leek alles
overbodig te zijn,
onze grillen, onze zorgen,
onze alledaagse woorden
wervelend tussen
de vier hoeken van alle statutaire zaken
Uiteindelijk was alles
zo voorspelbaar als de ontknoping
van een goed ingestudeerd drama,
zodat onze woorden verstomden
als de vermoeide woestijn
na de langste dag van het jaar
Uiteindelijk stootte alles
ons naar de rand van de woorden,
die we uitwisselden tussen onze debatten,
onze geheime plannen,
onze leugens doorheen de geschiedenis
van oorlog en vrede die de tijd ontvouwt.
NilavroNill Shoovro, Indië
Vertaling Germain Droogenbroodt
***
De klaprozen hebben gebloeid
De klaprozen hebben gebloeid
met hun uitzinnig rood fleuren ze
de lippen van de lente op,
zoenen ze de westenwind
om één voor één de bloesems te ontrafelen
die uitbarsten in de boezem van de aarde
zij druppelen het bloed van hun ziel uit de aderen
om meer liefde te brengen voor morgen.
Agron Shele (Albanië – België)
Vertaling Germain Droogenbroodt
***
eenzaamheid
De eenzaamheid klopte aan de deur
van mijn kamer, nummer drieëndertig.
Een grote donkere wolk gelijk
kwam de verveling in mijn bed, geluidloos.
De lakens waren onbeschreven bladen van papier.
Er was niemand om zich over mij te bekommeren.
Er was niemand die ik kon telefoneren.
Ik was gewoon een vreemdeling in dit land.
Ik vroeg mijn beeld in de spiegel:
“Waarom heb ik mijn lippen en ogen nodig
dit lange en mooie haar
dat niemand aanraakt en streelt?”
Irma Kurti (Albanië-Italië)
Vertaling Germain Droogenbroodt
***

Testament
Als ik doodga, geef mij dan
een graf in het hart van de wijde steppen
van mijn geliefde vaderland
zodat ik kijken kan
naar rotsen, velden en koren,
en in de verte het gefluister
van de Dnjepr kan horen
en hoe het bloed van de vijand
van de velden naar de blauwe zee blijft stromen.
Dan zal ik het graf uit komen,
alles achterlaten,
de vlakten en de bergen.
Op de weg naar God,
met gebeden,
maar op dit moment
heb ik die God nog niet gekend.
Begraaf mij en sta op.
Verbreek de ketens
en spoel het troebel bloed
met ons zuiver water.
Denk aan het begin
van het nieuwe, vrije gezin
en herinner mijn zachte woorden.
Taras Chevchenko 1814-1861
Vertaling Lut Seys
****
Zijn wij zo vrij als de vlinders?
Zijn we vrij? De vlinders zijn vrij,
vrij om over het land te vliegen,
en neer te kijken op het vee.
Ze kunnen uitrusten op de bloemen,
hun essentie proeven
en hun parfum opsnuiven.
Ze zijn vrij om in de bomen neer te strijken
waar de vogels leven en de uil komt
die ’s nachts op zijn prooi jaagt.
De vlinders kunnen de slang zien
als die over de aarde glijdt.
Vlinders zijn vrij.
Ze zijn vrij om overal rond te dwalen,
in tuinhuisjes, op begraafplaatsen en in straten,
waar ze ook maar willen.
Ze zijn vrij om op te lichten op de aarde,
om ons aan te raken en ons gelukkig te doen voelen.
Maar zijn wij vrij?
Konden onze geesten maar zo vrij als vlinders zijn.
Tabassum Tahmina Shagufta Hussein, Bangladesh
Vertaling van Germain Droogenbroodt
***
Eerste Lied
Het veld heeft zich teruggetrokken
toen het zich bestormd zag
door de dolgeworden mens.
Welk een kloof wordt zichtbaar
tussen olijfboom en mens!
Het dier dat zingt:
het dier dat wenen
en zich voortplanten kan,
herinnerde zich zijn klauwen.
Klauwen die het met bloemen
en bevalligheid bekleedde,
maar die ze tenslotte
in al hun wreedheid ontbloot.
Ze knisteren in mijn handen.
Ga er van weg, mijn zoon,
Ik ben in staat ermee uit te halen,
ik ben in staat om ze
in je zachte vlees te slaan.
Ik ben weer tijger geworden.
Ga weg, of ik verscheur je.
Vandaag is liefde de dood,
en de mens beloert de mens.
Miguel Hernández, 1910 – 1942
Vertaling Germain Droogenbroodt
Uit: “Spinragbloemen – Flores de telerañas”, POINT 1993
***
Vredesduif
Het regent
het regent treurnis
voor onschuldige slachtoffers
voor de vernietiging van een land
voor de vlucht van moorddadig geweld
hongerig verlaat een tortelduif
de beschutting van haar boom
een strop gelijk
de zwarte ring rond haar hals.
Germain Droogenbroodt
***
Drie variaties op het thema
van de vrede en de duif
I
De vrede van een duif is zo groot
dat vredesdeskundigen zeggen
dat één enkele duif voldoende zou zijn
om op aarde alle vrede te brengen
die de mensen zoeken maar het niet weten.
II
Er zijn zoveel vredesduiven
dat experten van duiven zeggen
dat er maar één vrede nodig zou zijn
om alle duiven aan te trekken
die hopeloos naar menselijkheid zoeken.
III
Als vrede zich als duif zou aankleden
zeggen de experten van mensen,
zou één vrede voldoende zijn
om de aarde haar vleugels te geven
en van de mens een duif te maken.
Rei Berroa, Dominikaanse Republiek/USA
Vertaling Germain Droogenbroodt

Hoe zal het zijn, je in de verte te zoeken?
Hoe zal het zijn om in de verte naar je te zoeken?
Eunice Odio
Hoe zal het zijn, je ver weg te zoeken, geliefde
geliefde die mij meevoer naar de toegang van de boom
naar de vlucht van de vlinder,
naar de kracht,
naar het leven
en die mij na de blijdschap, droefheid bracht?
Hoe zal het zijn, je ver weg te zoeken
tussen kogels die langs mijn schouders fluiten,
en tussen het lawaai van de oorlog en de tranen?
Hoe zal het zijn, geliefde, je te zoeken in de tijd,
in de brede wandelgangen der dagen,
blootsvoets en ongekamd,
met die liefde, liefde, die zich in mij wentelt
als een zee in een aquarium?
Hoe zal het zijn, je ver weg te zoeken
in het niet aanwezig zijn,
in het alleen zijn,
in dit niets, dat wreedaardig van de onzekerheid,
van mijn verlaten-vrouw-zijn geniet?
Gioconda Belli, Nicaragua
Vertaling Germain Droogenbroodt
Uit: “Liefdestijd – Tiempo de amor”
Moderne Nicaraguaanse poëzie, Point Editions – Boekenplan
***
GALILEI’S KLAAGZANG
waarom een telescoop
construeren
die onmogelijke dingen
laat zien?
waarvoor de ogen
verheffen
naar een lege
hemel?
de mensheid weet
niet te zien
maar toch geloof ik
in het verstand
en de verlokking
van het onbekende
daarom construeer ik
nutteloze dingen
en denk ik
het ondenkbare
Christoph Janacs, Oostenrijk, 1955
Vertaling Germain Droogenbroodt
Geselecteerd uit het project “Lamentationes”,
dat in 2023 door de uitgeverij Edition Tandem in Salzburg gepubliceerd zal worden.

***
COMO BARCA EN UN LAGO …
LA TARDE deslizó lentamente
como barca en un lago de aguas quietas,
en tu pecho temblaron las violetas
acariciadas par un soplo ardiente.
Allí te murmuré junto a la fuente,
en el parque que guarda ansias secretas,
«Yo soy como el minero que las vetas
de tu cariño ansía reverente …»
Y turbóse la paz de la enramada,
y al decirme muy quedo «¡Yo te adoro!»
se oyó un batir de alas sobre el oro
de tu cabeza tímida y ferviente,
orilló aquella tarde, y de repente
tendió la noche su ala desplegada.
Xavier Villaurrutia, Mexico,
***
ZOALS EEN BOOT OP EEN MEER
DE AVOND gleed langzaam voorbij
zoals een boot op een meer van stille wateren,
in jouw borst trilden de viooltjes
gestreeld door een vurige adem.
Daar, bij de bron, fluisterde ik je toe
in het park, dat geheime verlangens bewaart,
“Ik ben als de mijnwerker die de ertsaders
van jouw tedere hartstocht vereert…”
En de rust in het takwerk raakte verstoord,
en toen je heel zachtjes tegen mij zei, “Ik aanbid je!”
hoorde men een vleugelslag boven het goud
van je schuchtere en vurige hoofd,
dat die avond verankerde, en de nacht
plots haar gespreide vleugel strekte.
Xavier Villaurrutia, Mexico
Vertaling Germain Droogenbroodt
***
Wie ein Boot auf einem See …
DER ABEND glitt langsam dahin
wie ein Boot auf einem See mit ruhigen Wassern,
auf deiner Brust zitterten die von
glühendem Hauch liebkosten Veilchen.
Dort an der Quelle flüsterte ich dir zu,
in dem Park, der geheime Ängste bewahrt:
«Ich bin wie der Bergmann, der die Erzadern
deiner Zärtlichkeit ehrfurchtsvoll begehrt…»
Und der Friede des Laubwerks geriet aus der Fassung,
und als du mir ganz leise sagtest: «Ich bete dich an!»
hörte man Flügelschlagen über dem Gold
deines schüchternen und glühenden Kopfes,
das verbrämte jenen Abend, und plötzlich streckte
die Nacht ihren entfalteten Flügel aus.
vertaling: Curt Meyer-Clason
uit:
Villaurrutia, Xavier, Sehnsucht nach dem Tod. Nostalgia de la muerte. Sämtliche Dichtungen spanisch / deutsch. Übertragen von Curt Meyer-Clason, Aachen 2007 (Rimbaud)
***

April
En… april kwam
met zijn licht
van de lente.
Lachend als een bloem
opgetooid met zonneschijn,
met kleur en harmonie.
Efemere april…
zoals de kersenbloesems,
zoals het geklapwiek van een kolibrie.
Onder jouw licht werd ik geboren
met regen tussen mijn ogen;
de maan was getuige.
Inés Blanco, Luna de abril, Colombia
Vertaling Germain Droogenbroodt
***
Verlangen
Wat moet ik doen, golven?
Golven, wat moet ik doen?
Het strand gelijk, blijft de liefde onbewogen
Wat moet ik doen golven?
Wat moet ik doen?
Yu Chi-Hwan, Korea 1908-1967
***
Vanuit een stille herberg
De schreden van de nacht in het gras.
En onafgebroken de krekel,
die lettergrepen van sterren telt
in de rode slaap der begonia’s.
Christine Busta, Oostenrijk 1915-1987
***
Een oud lotuszaadje
en een kruik van Ge kiln porselein —
Prelude
Een oeroud idee, als een oeroud lotuszaadje
duizenden jaren verborgen in de grond.
Plotseling maar zachtjes geactiveerd door koel stromend water
ontkiemt een verlegen tedere knop.
Ah, door de wisselvalligheden van de aarde
zie je er zo vertrouwd en toch zo onbekend uit.
Op het moment dat de gevallen bladeren en bloemen met de wind zijn verdwenen
komt er een nieuw leven dat met de stroom meedrijft.
Hetzelfde gezicht, en hetzelfde gelaat
alles onveranderd sinds de tijd duizenden jaren geleden.
Wat gehuld in modieuze kleren
is het nog niet geëvolueerde skelet van het lichaam
In de knoppen, en tussen de stengels en bladeren
glinsteren de dauwdruppels als in die dagen.
De menigte wervelt en loopt in de wind
en in de regen schudden de planten hun hoofd en wuiven.
Is er iets veranderd aan de wereld? Volgen alle levende wezens
in hemel en aarde nog steeds de oude wegen?
Zhao Lihong, China
Vertaling Zhou Wenbiao – Germain Droogenbroodt
***
Delirante
Me encontrará la noche en medio de un poema
en calma
pero con la furia del poeta
delirante sobre todos los cuerdos
como querer sanar a una sociedad enferma
Los pájaros nocturnos de mi mente
escribirán lo que aún no se me ha ocurrido
pesarán sobre mi cerebro gigantes animales del olvido.
Ya no será necesaria la certeza
y mucho menos la incertidumbre
de saber
qué pasará mañana?
Ahora
planto
una palabra
verde oxígeno.
Fernando Alonso, Uruguay (1975)
del libro: “Furiosa Calma”
***
Waanzin
De nacht zal mij vinden, temidden van een gedicht,
bedaard,
maar met de woede van de dichter
waanzinnig wegens al de verstandigen
alsof ik een zieke samenleving zou willen veranderen.
De nachtvogels van mijn geest
zullen schrijven over wat mij nog niet is overkomen
reusachtige dieren van de vergetelheid zullen op mijn hersenen wegen.
De zekerheid zal niet langer meer nodig zijn
laat staan de onzekerheid
van het weten.
Wat zal er morgen gebeuren?
Nu
plant ik
een woord
groene zuurstof.
Fernando Alonso, Uruguay (1975)
Vertaling Germain Droogenbroodt
uit het boek: “Furiosa Calma”

***
Nocturno
TODO lo que la noche
dibuja con su mano
de sombra:
el placer que revela,
el vicio que desnuda.
Todo lo que la sombra
hace oír con el duro
golpe de su silencio:
las voces imprevistas
que a intervalos enciende,
el grito de la sangre,
el rumor de unos pasos
perdidos.
Todo lo que el silencio
hace huir de las cosas:
el vaho del deseo,
el sudor de la tierra,
la fragancia sin nombre
de la piel.
Todo lo que el deseo
unta en mis labios:
la dulzura soñada
de un contacto,
el sabido sabor
de la saliva.
Y todo lo que el sueño
hace palpable:
la boca de una herida,
la forma de una entraña,
la fiebre de una mano
que se atreve.
¡Todo!
circula en cada rama
del árbol de mis venas,
acaricia mis muslos,
inunda mis oídos,
vive en mis ojos muertos,
muere en mis labios duros.
Xavier Villaurrutia
***
Nokturne
ALLES, was die Nacht
mit ihrer Schattenhand
zeichnet:
die Lust, die enthüllt,
das Laster, das entblößt.
Alles, was der Schatten
mit dem harten Schlag
seiner Stille hörbar macht:
die unerwarteten Stimmen,
die er in Abstanden entzündet,
den Schrei des Bluts,
das Geräusch einiger verirrter
Schritte.
Alles, was die Stille
zur Flucht vor den Dingen treibt:
den Dunst des Verlangens,
den Schweiß der Erde,
den namenlosen Duft
der Haut.
Alles, was das Verlangen
auf meine Lippen streicht:
die erträumte Süße
einer Berührung,
den bekannten Geschmack
des Speichels.
Und all das, was der Traum
fühlbar macht:
den Mund einer Wunde,
die Form eines Eingeweides,
das Fieber einer Hand,
die sich erdreistet.
Alles!
Kreist in jedem Zweig
des Baums meiner Adern,
streichelt meine Schenkel,
überflutet meine Ohren,
lebt in meinen toten Augen,
stirbt auf meinen harten Lippen.
vertaling: Curt Meyer-Clason
uit: Villaurrutia, Xavier, Sehnsucht nach dem Tod. Nostalgia de la muerte. Sämtliche Dichtungen spanisch / deutsch. Übertragen von Curt Meyer-Clason, Aachen 2007 (Rimbaud)
***
Nocturne
Alles wat de nacht
met haar hand van
schaduw tekent:
het genot dat ze onthult
de ondeugd die ze ontbloot.
Alles wat de schaduw
met de harde klap
van haar stilte laat horen:
de onverwachte stemmen
die ze met tussenpozen ontsteekt,
de kreet van het bloed,
het gerucht van wat verloren
schreden.
Alles wat de stilte aan
de dingen doet ontvluchten:
de wasem van het verlangen,
het zweet van de aarde,
de naamloze geur
van de huid.
Alles wat het verlangen
zalft op mijn lippen:
het gedroomde genot
van een aanraking
de bekende smaak
van het speeksel.
En alles wat de droom
tastbaar maakt:
de mond van een wonde,
de vorm van het inwendige,
de koorts van een vermetele
hand.
Alles!
stroomt door iedere tak,
door de boom van mijn aderen,
streelt mijn spieren
overstroomt mijn gehoor,
leeft in mijn dode ogen,
sterft op mijn harde lippen.
vertaling Germain Droogenbroodt

***
Nocturne
AL FIN llegó la noche con sus largos silencios,
con las húmedas sombras que todo lo amortiguan.
el más ligero ruido crece de pronto y, luego,
muere sin agonía.
El oído se aguza para ensartar un eco
lejano, o el rumor de unas voces que dejan,
al pasar, una huella de vocales perdidas.
¡Al fin llegó la noche tendiendo cenicientas
alfombras, apagando luces, ventanas últimas!
Porque el silencio alarga lentas manos de sombra.
la sombra es silenciosa, tanto que no sabemos
dónde empieza o acaba, ni si empieza o acaba.
Y es inútil que encienda a mi lado una lámpara:
la luz hace más honda la mina del silencio
y por ella desciendo, inmóvil, de mí mismo.
Al fin llegó la noche a despertar palabras
ajenas, desusadas, propias, desvanecidas:
tinieblas, corazón, misterio, plenilunio . ..
¡Al fin llegó la noche, la soledad, la espera!
Porque la noche es siempre el mar de un sueño antiguo,
de un sueño hueco y frío en el que ya no queda
del mar sino los restos de un naufragio de olvidos.
Porque la noche arrastra en su baja marea
memorias angustiosas, temores congelados,
la sed de algo que, trémulos, apuramos un día,
y la amargura de lo que ya no recordamos.
¡Al fin llegó la noche a inundar mis oídos
con una silenciosa marea inesperada,
a poner en mis Ojos unos párpados muertos,
a dejar en mis manos un mensaje vacío!
Xavier Villaurrutia
***
Nokturne
Schließlich kam die Nacht mit ihrem langen Schweigen,
mit den feuchten Schatten, die alles dämpfen.
Das leichteste Geräusch wächst plötzlich und stirbt
sogleich ohne Todeskampf.
Das Gehör schärft sich, um ein fernes Echo
aufzunehmen oder das Geräusch einiger Stimmen,
die beim Vorüberziehen eine Spur verirrter Vokale hinterlassen.
Schließlich kam die Nacht und breitete aschgraue
Teppiche aus, löschte Lichter, letzte Fenster!
Denn die Stille weitet langsame Hände aus Schatten.
Der Schatten ist so schweigsam, daß wir nicht wissen,
wo er beginnt oder endet, noch, ob er beginnt oder endet.
Und es nützt nichts, daß ich neben mir eine Lampe anzünde:
das Licht vertieft das Bergwerk der Stille, und reglos
steige ich durch dasselbe von mir selbst herab.
Schließlich kam die Nacht und weckte fremde Worte,
veraltete, eigene, verblichene:
Nebel, Herz, Geheimnis, Vollmond . .
Schließlich kam die Nacht, die Einsamkeit, das Warten!
Denn die Nacht ist immer das Meer eines uralten Traums,
eines hohlen und kalten Traums, in dem vom Meer nichts bleibt
als die Reste eines Schiffbruchs von Vergessenem.
Denn die Nacht reißt mit ihrer Ebbe
angstvolle Erinnerungen mit, vereiste Furcht,
den Durst nach etwas, das wir eines Tages zitternd leerten,
und die Bitterkeit dessen, woran wir uns nicht mehr erinnern.
Schließlich kam die Nacht und überschwemmte meine Ohren
mit einer stillen unerwarteten Flut,
legte auf meine Augen ein paar tote Lider
und hinterließ in meinen Händen eine leere Botschaft!
vertaling: Curt Meyer-Clason
uit: Villaurrutia, Xavier, Sehnsucht nach dem Tod. Nostalgia de la muerte. Sämtliche Dichtungen spanisch / deutsch. Übertragen von Curt Meyer-Clason, Aachen 2007 (Rimbaud)
***
Nokturne
Uiteindelijk kwam met haar lange stiltes de nacht,
met de vochtige schaduwen die alles verzachten.
het minste gerucht groeit eensklaps, en sterft dan,
zonder agonie.
Het gehoor scherpt zich om een verre echo
aaneen te rijgen, of het gerucht van enkele stemmen,
die in het voorbijgaan een spoor van verloren klinkers achterlaten.
Uiteindelijk kwam de nacht die asgrauwe tapijten
uitbreiden, de lichten doofde, de laatste vensters!
Want de stilte verlengt trage schaduwhanden.
De schaduw is zo geluidloos, dat wij niet weten
of ze begint of eindigt, noch of ze eindigt of begint.
En het is nutteloos dat ik naast mij een lamp aansteek:
het licht maakt de mijn van stilte nog dieper
en door haar daal ik, onbeweeglijk, af van mijzelf.
Uiteindelijk kwam de nacht om de woorden te wekken
vreemde, ongebruikelijke, eigen, vervaagde woorden:
duisternis, hart, mysterie, volle maan.
Uiteindelijk kwam de nacht, de eenzaamheid, het wachten!
Want de nacht is steeds de zee van een oude droom, ,
van een lege, koude droom waarin van de zee niets
meer overblijft dan de schipbreukresten van het vergeten.
Want de nacht sleept tijdens haar laagtij
beklemmende herinneringen mee, bevroren angsten,
de dorst naar iets, waarvan wij ons ooit, rillend, zullen zuiver
en van de bitterheid die wij ons niet eens meer herinneren.
Uiteindelijk kwam de nacht, overstroomde mijn gehoor
met onverwacht, geluidloos getij, .
plaatste op mijn ogen enkele dode oogleden,
liet in handen een lege boodschap na!
vertaling Germain Droogenbroodt

My paintings on:
www.saatchiart.com/hacquinjean
https://horizonlandschap.weebly.com/
http://www.behance.net/jeanhacquin
Blogs:
movies:
Dit is op Aesthetic Dreams herblogd.
LikeLike