Gezangen die de ziel schept in de innige vereniging met de liefde van God
(Vertaling: Kees Waaijman)
uit: Jan van het kruis, Vlam van liefde levend. Vertaald door Cees Bartels, Marika Meijer (commentaar) en Kees Waaijman (poëzie), Nijmegen, (Sun/Carmelitana)
O vlam van liefde levend
die teergevoelig wondt
in het allerdiepste centrum van mijn wezen,
jij bent niet meer afwerend;
voltooi nu, als je wilt,
verbreek het weefsel van dit fijn ontmoeten.
O zacht en liefelijk schroeien,
o, zoet strelende wonde,
o hand zo zacht, o fijngevoelig raken,
dat eeuwig leven proeft
en kwijtscheldt alle schuld;
dodend heb je dood tot leven gebracht.
O lampen vol van vuur,
in jullie schitterend schijnsel
geven de diepe groeven van de zinnen,
die donker waren en blind,
met ongekende schoonheid
warmte en licht ineen aan de Beminde.
Hoe zacht en vol van liefde
ontwaak jij in mijn boezem,
waar jij alleen geheimvol woont;
hoe, in jouw heerlijk ademen
vol weldaad en vol luister,
maak jij mij overheerlijk verliefd.

LLAMA DE AMOR VIVA
іOh llama de amor viva,
que tiernamente hieres
de mi alma en el más profundo centro!
Pues ya no eres esquiva,
acaba ya, si quieres;
irompe la tela de este dulce encuentro!
іOh cauterio suave!
iOh regalada llaga!
iOh mano blanda! іOh toque delicado,
que a vida eterna sabe,
y toda deuda paga!
Matando, muerte en vida la has trocado.
iOh lámparas de fuego,
en cuyos resplandores
las profundas cavernas del sentido.
que estaba oscuro y ciego,
con extraños primores
calor y luz dan junto a su Querido!
іCuán manso y amoroso
recuerdas en mi seno,
donde secretamente solo moras
Y en tu aspirar sabroso,
de bien y gloria lleno,
cuán delicadamente me enamoras!

(vertaling Peter Verstegen)
uit: https://www.dbnl.org
O liefdevlam die leeft,
Die mij mijn ziel zo mild
In ’t diepste van mijn binnenste doorwondt!
Nu gij zo vrij u geeft,
Voltooi mij, zo ge wilt,
Breek ’t web van deze zoete samenkomst.
O zacht, zuiverend blaken!
O wond, innig gegeven!
O tere hand! O delicaat beroeren!
Naar eeuwig leven smakend,
Dat alle schuld verevent!
Dat door te doden dood naar leven voerde!
O vurige lampen, door
Uw glans geven de diepe
Spelonken van gevoel en van de zinnen,
Blind en donker tevoor,
Warmte aan de geliefde,
En licht, in wonderbare schitteringen!
Dat gij in mij ontwaakte,
Zo liefdevol en vredig,
In mijn borst waar ge woont, alleen, in stilte;
Gij die met zoete adem,
Vol glorie en vol zegen,
Mij tederlijk met liefde inspireerde!

LEVENDE VLAM VAN LIEFDE
Uit: Stein, E., Wetenschap van het kruis. Studie over Johannes van het kruis, Gent 1987 (Carmelitana)
ook in: Johannes van het Kruis, Mystieke werken uit het Spaans vertaald volgens de laatste kritische uitgaven en van inleidingen voorzien door Jan Peters O.c.D. en J.A. Jacobs, Gent 1975, (Carmelitana)
Strofen die de ziel dicht in een toestand van innige vereniging met God, haar geliefde Bruidegom
O laaie Vlam van liefde,
o Gij die teder wondlekt
mijn ziel in ’t allerdiepste van haar midden!
Gij niet meer doet huiv’ren.
voleind nu, als ’t uw wil is,
en scheur de sluier van dit zoete treffen.
O zoet en helend schroeien!
O heerlijke verwonding!
O zachte hand! O licht en fijn beroeren,
dat smaakt naar eeuwig leven
en alle schuld vereffent:
Dodend hebt Gij de dood verruild voor leven!
O vuur, gelijk aan lampen,
bij welker glanzend schijnen
de afgronddiepe krochten van het zinnen,
dat donker eerst en blind was,
met ongekende schoonheid
aan hun Beminde licht en warmte geven.
Hoe zacht en hoe vol liefde
ontwaakt Gij in mijn boezem,
waar Hij in het geheim, alleen, verblijf houdt;
en door uw heerlijk aadmen,
vol welzijn en vol luister,
wekt Gij, hoe teder en hoe fijn, mijn liefde!

Stanza’s
(vertaling: I van Wilsum-Huisjes)
uit: Johannes van het kruis, De donkere nacht van de ziel en de levende vlam van liefde, Den Haag 1996, (Mirananda)
STANZA’S
I
O levende vlam van de liefde,
gij, die teder verwondde
mijn ziel in haar diepste kern!
Nu gij mij niet langer pijnigt
voltooi uw werk zo gij wilt,
breek het web van dit zoete treffen
II
O mild schroeiend vuur!
O zoete verwonding!
O zachte hand, o tedere beroering!
Smakend naar eeuwig leven
inlossend alle schuld,
hebt gij de dood vernietigd en veranderd in leven.
III
O, lampen van vuur
in wier luisterrijk licht
de diepe krochten der zinnen
duister en doods
ongekend stralend
licht en warmte geven aan hun beminde!
IV
Hoe zacht en vol liefde
ontwaakt ge in mijn boezem
waar gij vertoeft in het geheim, alleen;
en met uw zoete adem
vol gratie en heerlijkheid
vervult ge, o hoe teder, mij met uw liefde.

Zangen van de ziel
(Werkvertaling’ Boris Todoroff, En una noche oscura, vertaling van één gedicht, www.todoroff.info/nl)
In een donkere nacht
radeloos ontvlamd in liefde
o fortuinlijk toeval
ging ik ongemerkt naar buiten
mijn huis was reeds in rust
In duisternis en beschermd
langs de geheime trap vermomd
o fortuinlijk toeval
in duisternis en verborgen
mijn huis was reeds in rust
In de fortuinlijke nacht
in het geheim zodat niemand me zag
zelfs ik niets zag
zonder ander licht als gids
dan dat wat in mijn hart brandde
dat gidste mij
zekerder dan de klaarlichte dag
naar de plek waar mij opwachtte
hij die ik wel kende
daar waar niemand kwam
O nacht die mij gegidst heeft
o nacht dierbaarder dan de ochtend
o nacht die verenigd heeft
geliefde met geliefde
geliefde in geliefde omgevormd
Aan mijn borst vol bloemen
die enkel voor hem geheel was voorbehouden
sliep hij in
en ik verwende hem
ceders waaiden ons koelte toe
De bries uit de tinnen
toen ik door zijn haren streek
met haar serene hand
verwondde mijn hals
en schortte al mijn zintuigen op
Ik bleef er en vergat
het hoofd gebogen over de geliefde
alles viel stil en ik gaf op
gaf op mijn waakzaamheid
tussen de witte leliën vergeten

NOCHE OSCURA
I
En una noche oscura,
con ansias, en amores inflamada,
¡ oh dichosa ventura!,
salí sin ser notada,
estando ya mi casa sosegada.
II
A oscuras y segura,
par la secreta escala, disfrazada,
¡ oh dichosa ventura! ,
a oscuras y en celada,
estando ya mi casa sosegada.
III
En la noche dichosa,
en secreto, que nadie me veía,
ni yo miraba cosa,
sin otra luz y guía
sino la que en el corazón ardía.
IV
Aquésta me guiaba
más cierto que la luz del mediodía,
adonde me esperaba
quien yo bien me sabía,
en parte donde nadie parecía.
V
¡ Oh noche que guiaste !
¡ Oh noche amable más que el alborada!
¡ Oh noche que juntaste
Amado con amada,
amada en el Amado transformada!
VI
En mi pecho florido,
que entero para el solo se guardaba,
alii quedó dormido,
y yo le regalaba,
y el ventalle de cedros aire daba.
VII
El aire de la almena,
cuando yo sus cabellos esparcía,
con su mano serena
en mi cuello heria,
y todos mis sentidos suspendía.
VIII
Quédeme y olvídeme,
el rostro recliné sobre el Amado,
ceso todo, y dejéme,
dejando mi cuidado
entre las azucenas olvidado.

DONKERE NACHT
uit: Stein, E., Wetenschap van het kruis. Studie over Johannes van het kruis, Gent 1987 (Carmelitana)
ook in: Johannes van het Kruis, Mystieke werken uit het Spaans vertaald volgens de laatste kritische uitgaven en van inleidingen voorzien door Jan Peters O.c.D. en J.A. Jacobs, Gent 1975, (Carmelitana)
I
In een nacht, aardedonker,
in brand geraakt en radeloos van liefde,
– en hoe had ik geluk! –
ging ik eruit en niemand
die ’t merkte – want mijn huis lag reeds te slapen.
II
In ’t donker, geheel veilig
langs de geheime trap en in vermomming,
– en hoe had ik geluk! –
in ’t donker, ongezien ook,
want alles in mijn huis lag reeds te slapen.
III
In de nacht die de kans geeft,
in het geheim, zodat geen mens mij zien kon
en ook ikzelf niets waarnam :
ik had geen ander leidslicht
dan wat er in mijn eigen binnenst brandde.
IV
Dat was het dat mij leidde
– zekerder dan het zonlicht op de middag –
daarheen waar op mij wachtte,
van Wie ik zeker zijn kon
en op een plaats waar niemand ooit zou komen.
V
O nacht die mij geleid hebt!
O nacht, mij liever dan het morgengloren!
O nacht die hebt verenigd
Beminde met beminde,
beminde, opgegaan in de Beminde!
VI
Aan mijn borst, wei vol bloemen,
Hem alleen, onbetreden voorbehouden,
daar is Hij ingeslapen
en heb ik Hem geliefkoosd
en gaf de waaier van de ceders koelte.
VII
De koelte van de tinnen
kwam, onderwijl ik door zijn haren heenstreek,
met haar hand, licht en rustig,
mij aan de hals verwonden
en stelde al mijn zinnen buiten werking.
VIII
Mijzelf liet ik, vergat ik;
ik drukte het gelaat aan mijn Beminde;
het al stond stil, ik liet mij gaan,
liet al mijn zorgen liggen :
tussen de witte leliën vergeten.

Zangen van de ziel
(vertaling: Kees Waaiijman)
uit: Jan van het kruis, Donkere nacht. Vertaald door Cees Bartels, Marika Meijer (commentaarr) en Kees Waaijman (poëzie). Voorzien van annotaties en een woordenlijst door Elisabeth Hense. Met een inleiding van Hein Blommestijn, Nijmegen 2001, (Sun/Carmelitana)
ZANGEN VAN DE ZIEL
I
In een donkere nacht
hunkerend, ontvlamd in liefde,
o gelukkig overkomen!
ging ik ongemerkt naar buiten,
reeds lag mijn huis in rust.
2
In het donker, veilig,
langs de geheime ladder, vermomd,
o gelukkig overkomen!
in het donker, verholen,
reeds lag mijn huis in rust.
3
In die gelukkige nacht,
in het geheim, want niemand zag mij
noch ik had oog voor iets,
geen licht, geen gids
dan wat er gloeide in het hart.
4
Dat gidste mij,
zekerder dan het licht midden op de dag,
naar waar mij wachtte
hij, mij zo vertrouwd,
op een plek waar niemand kwam.
5
O nacht die gidste, jij!
O nacht, beminlijker dan het ochtendgloren?
O nacht, jij hebt verbonden
beminde met beminde,
beminde in de beminde omgevormd.
6
Aan mijn borst in bloei,
geheel voor hem alleen bewaard,
daar bleef hij ingeslapen,
ik streelde hem,
een waaier van ceders bracht koelte.
7
De koelte van de tinne kwam,
terwijl ik door zijn haren streek,
met haar hand sereen
mijn hals verwonden,
vervoerde al mijn zinnen.
8
Zelf vergeten bleef ik,
vlijend het gelaat over de beminde,
alles week, ik liet mij
latend mijn schroom
tussen de leliën vergeten.

Stanza’s
(vertaling: I. van Wilsum-Huisjes)
uit: Johannes van het kruis, De donkere nacht van de ziel en de levende vlam van liefde, Den Haag 1996, (Mirananda)
I
In een donkere nacht,
in smachtende lief de ontbrand,
o zalig lot!
ging ik op weg, onbespied,
mijn huis lag verzonken in rust.
II
In de nacht, onbedreigd,
langs de geheime trap, in vermomming,
o zalig lot!
In het donker, verborgen,
mijn huis lag verzonken in rust.
III
In die gelukzalige nacht,
in stilte, door niemand gezien,
onzichtbaar ook voor mijzelf,
zonder ander licht, zonder gids,
behalve de gloed in mijn hart.
IV
Dat was het licht dat mij leidde
zekerder dan het zonlicht des middags
daarheen waar Hij op mij wachtte
– Hij die ik zo goed kende –
en waar niemand verscheen.
V
O nacht die mij leidde;
O nacht, lieftalliger dan de ochtend;
O nacht die de eenwording bracht
van de minnaar met zijn beminde,
die haar, de beminde, deed opgaan
in haar geliefde.
VI
Tegen mijn borst, met bloemen bezaaid,
rein gebleven terwille van Hem,
daar rustte Hij en sliep;
en ik liefkoosde Hem, en de ceders
wuifden Hem koelte toe.
VII
Terwijl Zijn haar golfde in de wind
die neerdaalde uit de toren
sloeg Hij mij tegen tegen mijn nek
met Zijn tedere hand,
waarop ieder gevoel mij ontvlood.
VIII
In vergetelheid leefde ik voort,
mijn hoofd rustend op mijn geliefde;
verloren voor alles en voor mijzelf,
en liet mijn zorgen varen
tussen de lelies, vergeten.

My paintings on:
www.saatchiart.com/hacquinjean
Verzinken in ‘dat ik weet niet wat’. Liefhebben, beminnen. Door het vuur ga je ervoor. Sterven om te leven. Wedergeboorte.
LikeLike