José Angel Valente (vert. Germain Droogenbroodt)

Lichtgevende schaduwen – Sombras Luminosas. Gedichten van José Ángel Valente, vertaling Germain Droogenbroodt, Meerbeke Ninove 1997 in: Point 83 jrg.


Horizon

Objetos de la noche

Sombras.

Palabras

con el lomo animal mojado por la dura

transpiración des sueño

o de la muerte.

Dime

con qué rotas imágenes ahora

recomponer el día venidero,

trazar los signos,

tender la red al fondo,

vislumbrar en lo oscuro

el poema o la piedra,

el donde lo imposible.


Dingen vande nacht.

Schaduwen.

Woorden

met de dierenrug bevochtigd door de harde

transpiratie van de droom

of van de dood. 

Zeg me

met welke gebroken beelden nu

de komende dag te herscheppen,

de tekens te zetten,

het net op de bodem uit te werpen,

in het duister waar te nemen

het gedicht of de steen,

de gave van het onmogelijke.



La aurora 

sólo engendrada por la noche.


Y no depuse
el ramo húmedo
que tú me diste de tus lágrimas
para ir al otro lado de la sombra.


Fui devorado.
Pero tú dijiste
que no podía
morir.
La aurora


De dageraad

alleen door de nacht gebaard.

Ik wees 

de vochtige ruiker niet af

die je me van je tranen gaf

om naar gene zijde van de schaduw te gaan.

Ik werd verscheurd.

Maar jij zei

dat hij niet mocht 

sterven.

De dageraad


Palabra

A María Zambrano

Palabra

hecha de nada.

Rama

en el aire vacío.

Ala

sin pájaro.

Vuelo

sin ala.

Órbita

de qué centro desnudo

de toda imagen.

Luz,

donde aún no forma

su innumerable rostro lo visible.


Woord

Voor María Zambrano

Woord

gemaakt van niets.

Tak

in de lege lucht.

Vleugel

zonder vogel.

Vlucht

zonder vleugel.

Baan

van welk centrum ontdaan

van ieder beeld.

Licht,

waar haar oneindig gelaat

nog niet vormt het zichtbare.


Figura

Yo vi al funámbulo

como instantánea luz

solo en la línea única.


Cruzó el abismo

(sobre la vertical feroz del miedo,

sobre el rencor oscuro de lo ínfimo).


Figuur

Ik zag de koorddanser

als kortstondig licht,

alleen, op de enige lijn.


Hij stak de afgrond over

(over de wrede loodlijn van de angst,

over de duistere wraaklust van het minieme).


Sordas insignias de la sombra

Viene el otoño

como caballo loco entre las hojas.

Pozos

donde grito tu nombre

que el vacío devuelve

con largas cabelleras.


Desnudo siego

la hierba o pasto de la muerte y canta

un ave solitaria en las estrechas

gargantas de la luz.


Dove kentekens van het duister.

De herfst komt

als een dol paard tussen het gebladerte aan.

Putten

waar ik je naam roep

die de leegte met lange

haren weerkaatst.


Naakt maai ik

het gras of voer van de dood en

een eenzame vogel zingt in de nauwe

kelen van het licht.


las nubes

Como un gran pájaro que se abatiera hacia el ocaso

paa beber en él

la última gota de su propia luz,

el aire

hecho forma en las nubes.


Alas como de oscura transparencia,

cuerpo no material de una materia

que sólo hubiese sido

fuego o respiración en el rastro solar,

las nubes,

leve espesor casi animal del aire.


Como un pájaro roto en muchas alas

que se precipitasen en la noche

ebrias sólo de luz,

las nubes.


De wolken

Als een grote vogel die op de zonsondergang neerstreek

om er de laatste druppel

van zijn eigen licht uit te drinken,

de lucht

vorm geworden in de wolken.


Vleugels als van een duistere doorzichtigheid,

lichaam geen materiaal van een materie

dat in het zonnespoor alleen maar vuur

of ademtocht geweest zou zijn,

de wolken,

lichte, bijna dierlijke dichtheid van de lucht.


Als een vogel, in vele vleugels gebroken

die zich voorthaasten in de nacht

dronken van louter licht,

de wolken.


El descendo del crepúsculo esta tarde

Esta luz gris de las nubes que es como una madre, gris, gris, gris, gris, a su seno me atiene. Y yo, quién, se duerme hacia lo hondo, como bajando escalas por lo gris del aire, que las nubes maternas acobijan. Yo, quién, se duerme como quien dormido, desde su propio sueño se velara. ando, me digo, a quién, sobre las aguas. No me despiertes más que a ti, en el fondo, oscuro el fondo, en ti, oscura madre.

Het vallen van de deemstering deze avond

Dit grijze licht van de wolken dat als een moeder is, grijs, grijs, grijs, grijs, drukt mij tegen haar borst. en ik, die naar de diepte toe slaap, als of ik van treden afdaal over het grijs van de lucht, die de moederlijke wolken beschutten. Ik die slaap als iemand die ingeslapen, vanuit zijn eigen slaap waakt. Gaande, vraag ik me af, naar wie, over het water. Maak me alleen nog bij jou wakker, op de bodem, duistere bodem, in jou, duistere moeder.


Cómo se abría el cuerpo del amor herido

como si fuera un pájaro de fuego

que entre las manos ciegas se incendiara.

No supe el límite.

Las aguas

podían descender de tu cintura

hasta el terrible borde de la sed,

las aguas.


Hoe zich het lichaam van de gekwetste liefde opende

alsof het een vuurvogel was

die tussen de blinde handen ontvlamde.

Ik kende de grens niet.

Het water

kon van je lenden afdalen

tot aan de verschrikkelijke rand van de dorst,

het water.


luego del despertar

y mientras aún estabas

en las lindes del día

yo escribía palabras

sobre todo tu cuerpo.


Luego vino la noche y las borró.

Tú me reconociste sin embargo.


Entonces dije

con el aliento sólo de mi voz

idénticas palabras

sobre tu mismo cuerpo

y nunca nadie pudo más tocarlas

sin quemarse en el halo de fuego


Na het ontwaken

en terwijl jij je nog

aan de grenzen van de dag bevond

schreef ik woorden

over heel je lichaam uit.


Daarna kwam de nacht en wiste ze uit.

Maar niettemin herkende je me.


Dan sprak ik 

alleen maar met de ademtocht van mijn stem

gelijkaardige woorden

over jouw lichaam uit

en sindsdien heeft niemand ze nog aangeraakt

zonder zich aan het aureool van vuur te branden.


Pájaros

El vuelo de los pájaros lunares

despierta poco a poco el sumergido

corazón de la noche.

Senos

de luz lunar.

Bebemos

su inagotable sombra láctea.

El pezón es el centro

de la nocturnidad

y el vuelo busca el centro.

Pájaro.

Mujer.

La noche:

su sola luz vertiginosa

que estalla en sombras. 

Suena

bajo las aguas ciegas

como latido o germen

un vuelo imemorial

de pájaros solares.


Vogels

De vlucht van de maanvogels

wekt geleidelijk het ondergedompelde

hart van de nacht.

Borsten

van maanlicht.

We drinken

haar onuitputtelijke melkschaduw.

De tepel is het centrum

van de nachtelijkheid

en de vlucht zoekt het middelpunt.

Vogel.

Vrouw.

De nacht:

haar eenzaam duizelingwekkend licht

dat in de schaduwen explodeert.

Weerklinkt

onder het blinde water

als hartslag of kiem

ween onheuglijke vlucht

van zonnevogels.


Material Memorial III

El encuentro fugaz de los amantes

en las furtivas camas del atardecer

y ya el adiós como de antes casi

de empezar el amor

y el jadeante amor

bebiendo entre tus ingles

el vientre azul de tus primer desnudo,

tus párpados

y el súbito

pulso roto de un tiempo inmemorial

largando amarras hacia adentro del tiempo.


Tú decías será de noche, amor,

Y ya caía

la luz,

mas era igual, como era igual

igual a igual

y nunc a siempre, jamás a todavía

en la sola estación

solar

de tu mirada.


Herinneringsmaterie III

De kortstondige ontmoeting van de minnaars

in de heimelijke bedden van de avondval

en alreeds het afscheid bijna

alvorens de liefde te bedrijven

en de ademloze liefde

tussen je liezen drinkend

de blauwe schoot van je eerste naaktheid,

je oogleden

en de plotse

gebroken hartslag van een onheuglijke tijd

die de trossen naar zichzelf toewerpt.


Jij zei dat het bij nacht zal gebeuren, liefste.

En reeds viel

het licht,

meer was gelijk, zoals gelijk

gelijk was aan gelijk

en nooit aan altijd, nooit aan alsnog

in het enige

zonnegetij

van je blik.


El amanecer es tu cuerpo y todo

lo demás todavía a la sombra.


Tus lentas oleadas fuerzan

la delgada membrana

del despertar.


Anuncias qué: no el día,

sino la quita

duración del latido

en la sombra matriz.


Te anuncias,

proseguida y continua como

la duración.


Durar, como la noche dura,

como la noche es sólo sumergido cuerpo

de tu visible luz.


De dageraad is jouw lichaam en al 

het andere behoort nog de schaduw toe.


Je trage golvingen doorbreken

het dunne vlies

van het ontwaken.


Je verkondigt dat: niet de dag,

maar het rustige

aanhouden van de hartslag

in de duistere schoot.


Je kondigt je aan,

aanhoudend en voortdurend als

het duren van de tijd.


Voortduren, zoals de nacht voortduurt,

zoals de nacht niet anders dan ondergedompeld

lichaam is van je zichtbaar licht.


Umbral

Vestido de blanco.

Vestido de blanco estoy ante los ojos

de quien me ama y de quien no me ama,

poso en fin ante nadie o ante la nada

o ante la pupila transparente

que nunca veo y que me ve.


¿Posaré así sin fin ante la muerte?


Las flores de la acacia amarillean pronto

en los montes lejanos

de la niñez.

¿Estoy vestido así

para morir?


Una gran onda larga en la fotografía

que el tiempo ha demudado

cae

sobre mi frente, pálida

la frente, artificial

la onda, digo,

si artificial pudiera ser lo hecho

con amor.

Y te oigo madre,

raíz de tanto,

llegar del otro lado de la noche.


Tú me tiendes la rama dorada.


Pongo mi pie desnudo en el umbral.


Drempel

In het wit gekleed.

In het wit gekleed sta ik voor de ogen

van wie me liefheeft en van wie niet van me houdt,

poseer ik uiteindelijk voor niemand of voor het niets

of voor de doorzichtige pupil

die ik nooit zie en die mij ziet.


Zal ik zo eindeloos voor de dood poseren?


De bloemen van de acacia vergelen snel

in het afgelegen gebergte

van de kindertijd.

Ben ik zo gekleed

om te sterven?


Een grote lange golf in de foto

die de tijd heeft verbleekt

valt

op mijn voorhoofd, bleek

het voorhoofd, kunstmatig

de golf, zeg ik,

als kunstmatig zou kunnen zijn

wat met liefde is gemaakt.


En ik hoor je moeder,

oorsprong van zoveel,

aankomen van gene zijde van de nacht.


je reikt me de gouden twijg aan.


Ik plaats mijn ontblote voet op de drempel.


Yom Kippur

El filo:

qué ejercicio en el alba

la simple salutación.


No caer

o no volver

hacia la misma noche donde

el tiempo aún humedece

la oscura palma des deseo

con los labios de ayer.


Desciende de tú hacia del aire

de este día lustral

con pie ligero como

si aún no fuera imposible

nacer.


El filo: tot lo que nos separa

de nuestra propia imagen

que desde los espejos

nos mira y no nos ve.


Perfil borrado.

No

adorarás imágenes.

Ahora

lo vivido no pueda devorarte

si destocado aguardas tu desnudo.

Recíbelo.

Y canta

como un pájaro ciego en este día

indescifrable del perdón.


Jom Kippoer

De snijkant:

welk een opgave bij zonsopgang

de simpele begroeting.


Niet vallen

of niet terugkeren

naar dezelfde nacht

waar de tijd alsnog bevochtigt

de duistere handpalm van de begeerte

met de lippen van gisteren.


Daal jij naar de lucht 

van deze schitterende dag

met lichte voet neer alsof

het nog niet onmogelijk zou zijn

geboren te worden.


De snijkant: alles wat ons scheidt

van ons eigen beeld

dat ons vanuit de spiegels

aankijkt en ons niet ziet.


Uitgewist profiel.

Gij zult

geen afgodsbeelden aanbidden.

Nu

kan het geleefde je niet vernietigen

als je blootshoofds je naaktheid opwacht.

Ontvang haar.

En zing

als een blinde vogel op deze

onvatbare dag van vergiffenis.


Ícaro

Sobre la horizontal del laberinto

trazaste el eje de la altura

y la profundidad.

Caer fue sólo

la ascensión a lo hondo.


Icarus

Op de horizontale lijn van het labyrint

tekende je de as van de hoogte

en de diepte.

Vallen was alleen maar 

het opstijgen naar de diepte.


Escribir es como la segregación des las resinas; no es acto, sino lenta formación natural. Musgo, humedad, arcillas, limo, fenómenos del fondo, y no del sueño o de los sueños, sino de los barros oscuros donde las figuras de los sueños fermentan. Escribir no es hacer sino aposentarse, estar.

Schrijven is als de afscheiding van het hars; het is geen handeling, maar trage natuurlijke ontwikkeling. Mos, vocht, klei, slib, verschijnselen van de bodem, en niet van de slaap of vande dromen, maar van de donkere leemaarde waar de gestalten van de dromen gisten. Schrijven is niet maken, maar onderkomen vinden, vertoeven.


La lentitud de la destrucción,

sus prolongados hilos húmedos,

el odio con retráctiles

pupilas amarillas,

la corrupción de la memoria y las figuras

revestidas de cera muerta en los salones

de derrumbaba cal.


Tanteas, tocas, palpas ciegos

los residuos de ti.

Sombrío cae el año hacia su muerte,

las conmemoraciones del difunto, el ácido

reclamo de la noche.

Imágenes

de imágenes.

Qué queda en los espejos,

en los largos pasillos naufragados,

en el recinto pálido del aire,

en el testimonio del testigo de quién.

Resuenan victoriosos los timbales

sobre las sumergidas formas rotas,

el viento y sus cenizas.

Desaparición.


De traagheid van de aftakeling,

haar vochtige uitgesponnen draden,

de haat met intrekbare

gele pupillen,

het verval van het geheugen en de gedaanten

bedekt met dode was in de salons

van neergevallen kalk.


Je tast, raakt aan, betast als een blinde

de overblijfsels van jezelf.

Droefgeestig valt het jaar naar zijn dood,

de herdenkingen van de overledene, de wrange

lokroep van de nacht. 

Beelden

van beelden.

Wat blijft er in de spiegels achter,

in de lange verdronken gangen,

in de vale ruimte van de lucht,

in de getuigenis van de getuige van wie.

Triomfantelijk weerklinken de pauken

boven de verzonken, gebroken gedaanten,

de wind en zijn as.

Verdwijning.


Se daban

las condiciones perfectas para morir.


De lo más próximo nacía

lacerante la ausencia.


Tendida estaba entre los dos la muerte

como animal tardío de ojos grandes

y anegadas ternuras, madre

ciega madre inmortal.


Mi rostro era su máscara,

mi voz su voz.


No hay llanto en las perdidas alamedas.


Postreros pájaros borrados

en la declinación oscura de la luz.


Verleend waren

de volmaakte omstandigheden om te sterven.


Uit de dichtste nabijheid

groeide grievend het gemis.


Tussen beiden uitgestrekt lag de dood

als een achterlijk dier met grote ogen

en gesmoorde tederheid, moeder,

blinde onsterfelijke moeder.


Mijn gelaat was haar masker,

mijn stem haar stem.


Er is geen weeklacht in de verloren populieren.


De laatste vogels uitgewist

in de duistere teloorgang van het licht.


En medio de la lenta corrupción de los días, del paso oscuro de las horas como hojas caídas a mitad de la noche, entre el espasmos gris de las salivas, húmeda, discurres por tu cuerpo como incierto navío, no sabes dónde hallarte ni cuál el el final ni qué comienzo al término de ti te llevaría y sueñas, desde tu propio sueño te prolongas hacia el último vestigio ciego azul del aire y en él, al fin, te entregas, te sumerges, gimes en sus vencidos pabellones.

Temidden van de trage teloorgang der dagen, van het obscure schrijden der uren als bladeren gevallen in het holst van de nacht, tussen het grijze spasme van het speeksel, vochtig, trek je als een onzeker vaartuig door je lichaam, je weet niet waar je verblijft noch wat het einde is noch welk begin je na je einde mee zal voeren en je droomt, vanuit je eigen droom leef je voort tot aan de laatste blindblauwe flard van de lucht en dáárin, geef je je tenslotte over, laat je je wegzinken, zucht je in haar overwonnen paviljoenen.


No dejéis morir a los viejos profetas pues alzaron su voz contra la usura que ciega nuestros ojos con óxidos oscuros, la voz que viene del desierto, el animal desnudo que sal de las aguas para fundar un reino de inocencia, la ira que despliega el mundo en alas, el pájaro abrasado de los apocalipsis, las antiguas palabras, las ciudades perdidas, el despertar del sol come dádiva cierta en la mano del hombre.

Jullie lieten de oude profeten niet sterven omdat ze hun stem verhieven tegen het gewoeker dat onze ogen verblindt met duister roest, de stem van de woestijn, het naakte dier dat uit het water opdoemt om een rijk van onschuld te stichten, de toorn die de vleugels van de wereld ontvouwt, de verschroeide vogel van de apocalypsen, de oude woorden, de vergane steden, het ontwaken van de zon als onbetwistbare gave in mensenhand.


Tenía el mar fragmentos laminares de noche. Los arrojaba al día. Para que el ave tendida de la tarde no pudiera olvidar su origen en los terribles pozos anegados del fondo.

De zee hield van de nacht nog dunne flarden vast. Gooide ze in de dag. Opdat de uitgestrekte vogel van de avond zijn ontstaan in de verschrikkelijke, overstroomde putten van de bodem niet zou kunnen vergeten.


El otoño bajaba como una espesa baba amarillenta a los recintos sumergidos del alma. ¿Y cómo no entregarse así a la embestida ciega de los sombras?

De herfst daalde neer als een dik gelig slijm naar de ondergelopen kamers van de ziel. En waarom zich dan niet overgeven aan de blinde aanval van de schaduwen?


Ahora ya sé que ambos tuvimos une infancia común o compartida, porque hemos muerto juntos. Y me mueve el deseo de ir hasta el lugar en donde estás para depositar junto a las tuyas, como flores tardías, mis cenizas.

Nu weet ik reeds dat we beiden een gedeelde of gemeenschappelijke jeugd hebben gehad, omdat we samen gestorven zijn. En de wens komt in me op om naar de plaats te gaan waar jij vertoeft om mijn as, samen met de jouwe, als najaarsbloemen neer te zetten.


Hay una quita paz metálica en el aire bajo el tendido gris que le lago inmóvil multiplica. Plata color ceniza el agua, el ala, el vuelo, el aire, el tuyo, el de esta ausencia.

Er hangt een rustige metaalachtige vrede in de lucht onder het uitgestrekte grijs die het roerloze meer vermenigvuldigt. Askleurig zilver het water, de vleugel, de vlucht, de lucht, van jou, van deze afwezigheid.


Qué era la soledad, pregunto, el rostro tuyo al fin frente a la nada, el tiempo que de pronto dejaba de ser tiempo empozado en sí mismo, la línea hiriente de oscura luz que invadía tus ojos y tú empezabas a marchar por ella, sin red y sin testigo, cuando se deslizó la sombra por tu sangre hacia tu adentro y allí te desnaciste.

Wat was de eenzaamheid, vraag ik, je gelaat uiteindelijk tegenover het niets, de tijd die plotseling ophield tijd te zijn tot stilstand gekomen in zichzelf, de kwetsende lijn van duister licht die je ogen binnendrong en je begon erop te lopen, zonder vangnet en zonder getuige, toen de schaduw door je bloed naar je binnenste toe uitgleed en daar werd je ontboren.


La blancura siniestra de la nieve. El bajo techo gris del aire. Las nubes como bestias abatidas al ras de las techumbres. La lividez del ala o del espacio como plaza metálica sobre nuestras cabezas. Ciudad de pálidas usuras. Podrán otros mirarte con más alegre corazón. Jamás el ave que nunca en ti encontró reposo ni morada.

De onheilspellende witheid van de sneeuw. Het lage grijze gewelf van de lucht. De wolken als dieren vlak boven de daken neergeveld. De vaalheid van de vleugel of van de ruimte als een metalen plaat boven onze hoofden. Stad van groezelige woekerwinsten. Zullen anderen je met vreugdevoller hart aanschouwen. Nooit heeft de vogel in jou rust of onderkomen gevonden.

Uit:

Droogenbroodt, Germain, Poëzie zonder grenzen. Anthologie moderne internationale poëzie, 2020, (Point-Editions en Boekenplan)

Wij verloren de woorden

Wij verloren de woorden

aan de oever van de zee,

wij verloren de woorden

waarmee het zingen begint.


Landinwaarts keerden wij terug,

wij verloren de waarheid,

wij verloren de woorden

en de zanger het zingen.

***

Nu weet ik reeds dat we beiden een gedeelde of

gemeenschappelijke jeugd hebben gehad, omdat we

samen gestorven zijn. En de wens komt in me op om

naar de plaats te gaan waar jij vertoeft om mijn as,

samen met de jouwe, als najaarsbloemen neer te zetten.

Een gedachte over “José Angel Valente (vert. Germain Droogenbroodt)

Reacties zijn gesloten.