Thomas Merton, Wegen naar het paradijs. Een dagboek van wijsheid en geloof, 2001 (Lannoo/Ten Have)
1 januari
Heer, mijn God,
Ik weet niet waar ik heen ga. Ik ken de weg niet die voor mij ligt. Ik kan niet met zekerheid zeggen waar hij zal eindigen. Ook ken ik mezelf niet echt, en het is niet omdat ik denk dat ik Uw wil volg dat ik dat ook werkelijk doe. Maar ik geloof dat het verlangen U te behagen U in feite ook behaagt. En ik hoop dat ik dat verlangen heb in alles wat ik doe. Ik hoop dat ik nooit iets zal doen zonder dit verlangen. En ik weet dat als ik dit doe, U mij zult leiden langs het rechte pad, hoewel ik er misschien niets van zal begrijpen. Daarom zal ik altijd op U vertrouwen, ook al lijk ik verloren en in de schaduw van de dood. Ik zal niet bang zijn, want U bent steeds bij mij, en U zult mij nooit aan mijn lot overlaten om mijn gevaren alleen onder ogen te zien
2 januari
MEEWERKEN AAN GODS SCHEPPENDE VRIJHEID
Onze roeping bestaat er niet slechts in te zijn, maar bestaat ook in het meewerken met God bij de schepping van ons leven, onze eigen identiteit, onze eigen bestemming. Wij zijn vrije wezens en kinderen van God. Dit betekent dat wij niet passief mogen blijven maar, door te kiezen voor de waarheid, actief moeten deelnemen aan Zijn scheppende vrijheid in ons eigen leven en in het leven van anderen. Of nog beter gezegd: wij zijn zelfs geroepen met God te delen in het werk aan de schepping van de waarheid van onze identiteit.
3 januari
ROEPING IS JE WARE IDENTITEIT ONTDEKKEN
Het geheim van mijn ware identiteit ligt verborgen in God. Hij alleen kan van mij degene maken die ik werkelijk ben, of liever: degene die ik zal zijn wanneer ik eindelijk ten volle begin te zijn. Maar dit werk zal nooit voltooid zijn als ik die ware identiteit niet verlang, als ik me niet inspan om haar te ontdekken met God en in God.
De zaden die door Gods wil ieder ogenblik in mijn vrijheid worden geplant, zijn de zaden van mijn identiteit, van mijn eigen realiteit, van mijn eigen geluk, van mijn eigen heiligheid.
Die zaden weigeren is alles weigeren; het is de weigering van mijn eigen bestaan en zijn, van mijn identiteit en mijn ware zelf. Gods wil niet aanvaarden, niet beminnen, niet doen is de volheid van mijn bestaan weigeren. Als ik nooit diegene word die ik zou moeten zijn en altijd diegene blijf die ik niet ben, zal ik de eeuwigheid doorbrengen met mezelf tegen te spreken door tegelijk iets en niets te zijn, een leven dat wil leven maar toch dood is, een dood die doods wil zijn en toch nooit zijn eigen dood helemaal kan bereiken omdat hij nog moet blijven bestaan.
4 januari
ECHT BEGINNEN TE LEVEN
Een mens weet dat hij zijn roeping gevonden heeft als hij ophoudt na te denken over hoe hij moet leven en echt begint te leven. Als hij geroepen is om eenzaam te leven, zal hij ophouden zich af te vragen hoe hij moet leven en zijn leven zal pas vredevol zijn als hij in eenzaamheid leeft. Maar iemand die niet geroepen is tot een leven in eenzaamheid zal zich naarmate hij eenzamer is meer en meer zorgen maken over hoe hij moet leven en zal vergeten te leven. Als wij niet in overeenstemming met onze ware roeping leven, zal ons denken ons leven verzwakken, of een surrogaat voor het leven worden, of zich gewonnen geven zodat ons leven ons denken overstemt en de stem van het geweten verstikt. Als iemand zijn levensweg gevonden heeft, zullen leven en denken één zijn. Als iemand de volheid van zijn ware roeping gevonden heeft, is alles in eenheid, in orde, in vrede. Het werk vormt nu niet langer een hinderpaal voor het gebed en omgekeerd. De contemplatie hoeft niet langer beschouwd te worden als een bijzondere ‘toestand’ die iemand aan de gewone dingen rondom hem ontrukt, want God doordringt alles. Dan hoeft men zich tegenover niemand meer te verantwoorden behalve tegenover God.
5 januari
EEN ANTWOORD OP EEN OPROEP
De contemplatie is een antwoord op een oproep: een oproep van Hem die geen stem heeft maar toch spreekt in al wat bestaat, en vooral in de diepten van ons wezen: want wijzelf zijn Zijn woorden. Maar wij zijn woorden die bedoeld zijn om Hem te antwoorden, een echo van Hem te zijn en zelfs, in zekere zin, Hem te bevatten en uit te drukken. De contemplatie is die echo van God. Het is een diepe weerklank in de diepste kern van onze geest waar ons eigen leven zijn aparte stem verliest en weerklinkt met de majesteit en de genade van de Verborgene, de Levende. Hij antwoordt Zichzelf in ons en dit antwoord is goddelijk leven, goddelijke scheppingskracht die alle dingen nieuw maakt. Het is alsof God ons, toen Hij ons schiep, een vraag heeft gesteld en die zelf beantwoordt wanneer Hij ons wakker maakt voor contemplatie; zo is de contemplatie dus tegelijk vraag en antwoord.
6 januari (Openbaring van de Heer)
ONZE REDDER OP AARDE VERKONDIGEN
Wij die het licht van Christus hebben aanschouwd, zijn, door de grote genade die ons te beurt viel, verplicht de aanwezigheid van onze Redder overal op aarde bekend te maken. Dit moet niet alleen gebeuren door de blijde verkondiging van Zijn komst maar vooral door Hem te openbaren met ons eigen leven. Christus werd geboren om door ons aan de hele wereld te verschijnen … Elke dag van ons sterfelijk leven moet zijn verkondiging, Zijn goddelijke openbaring zijn in de wereld die Hij heeft geschapen en verlost.
7 januari
DE LANGE WEG NAAR DE EENZAAMHEID
Ik hoor hoe U tot mij spreekt: ‘Ik zal je geven wat je verlangt. Ik zal je de eenzaamheid binnenleiden. Ik zal je leiden langs de weg die je onmogelijk kunt begrijpen, want ik wil dat het de snelste weg zal zijn … Alles waardoor je wordt aangeraakt zal je branden en je zult van pijn je hand wegtrekken, tot je jezelf van alle dingen zult hebben teruggetrokken. Dan zul je geheel alleen zijn … Vraag niet wanneer het zal zijn, of waar het zal zijn, of hoe het zal gebeuren: op een berg of in een gevangenis, in een woestijn of in een concentratiekamp, in een ziekenhuis of in Gethsemani. Het heeft geen belang. Vraag het mij dus niet, Ik zal het je niet zeggen. Je zult het niet weten voordat je er middenin bent … Maar je zult de ware eenzaamheid van Mijn angsten en Mijn armoede proeven en Ik zal je leiden naar de hoge plaatsen van Mijn vreugde en je zult sterven en alles vinden in Mijn barmhartigheid, die jou tot dat doel heeft geschapen en je gebracht heeft van Prades naar Bermuda, naar St. Antonin, naar Oakham, naar Cambridge, naar Rome, naar New York, naar Columbia, naar Corpus Christi, naar St. Bonaventura, naar de cisterciënzer abdij van de arme mensen die in Gethsemani zwoegen: Opdat je de broer van God moogt worden en de Christus van de verbrande mensen moogt leren kennen.’
8 januari
EEN LIEFDE DIE ONS UITNODIGT HEM OVERAL TE VINDEN
Ja, het is waar dat onze liefde voor God gemakkelijk bekoelt en verdort als we niet voortdurend terugkeren naar de kennis van Zijn liefde voor ons. Waarlijk, Zijn liefde is tegelijk de oorzaak en het doel van onze liefdevolle kennis van Hem. Het is Zijn liefde die ons uitnodigt Hem overal te vinden, in de Schrift, in de natuur, in ons eigen hart, in onze taken- en zelf zeg ik: in de eenzaamheid!
9 januari
ALS JE WILT WETEN WIE IK BEN
Als je wilt weten wie ik ben, vraag me dan niet waar ik leef of wat ik graag eet of hoe ik mijn haar kam, maar vraag me waarvoor ik leef, in detail, en vraag me wat ik denk dat me ervan weerhoudt om voluit te leven voor datgene waarvoor ik leef.
10 januari
EEN NIET-EINDIGENDE LIEFDE
Het religieuze leven leeft en gedijt niet in gebouwen en niet in dode dingen, niet in bloemen of beesten, maar in de ziel. En daar bestaat het niet als een ‘goed gevoel’, maar als een blijvend doel, een niet-eindigende liefde die zich uit, soms als geduld, soms als nederigheid, soms als moed, soms als zelfverloochening, soms als gerechtigheid, maar altijd in een sterke kern van geloof en hoop, en al die dingen zijn slechts aspecten van een blijvend, diep verlangen, mededogen en liefde …
11 januari
NIETS BOVEN DE LIEFDE STELLEN
De maatstaf van onze identiteit of ons zijn (want hier betekenen beide exact hetzelfde) is de mate van onze liefde voor God. Hoe meer we aardse zaken – reputatie, belangrijkheid, comfort, succes en vermaak – liefhebben om onszelf, hoe minder we God beminnen. Onze identiteit raakt verstrooid in de vele zaken die toch niet het belang hebben dat we eraan hechten en waarin we onszelf ten slotte verliezen. We zijn ons hiervan ook vaag bewust door de manier waarop al deze dingen ons teleurstellen en ons tot afkeer brengen als we hebben wat we verlangden. Toch komen we zelf tot niets meer en vernietigen we ons leven door te proberen het te vullen met dingen die daar niet toe in staat zijn. Wanneer we ten slotte echt op sterven liggen, weten we ineens hoeveel we hebben verspild en weggegooid, en zien we dat we werkelijk vernietigd zijn door onze ziekelijke verlangens: we waren niets, maar ook alles wat God ons gaf, hebben we tot niets teruggebracht, en nu zijn we louter dood ..
12 januari
ONS WARE ZELF VINDEN
We moeten ernaar verlangen het geheim van onze nietigheid te leren kennen (niet in de eerste plaats Gods geheim, maar ons eigen geheim). Maar alleen God kan ons ons eigen geheim tonen. Als we het eenmaal hebben gezien, kunnen we proberen Zijn liefde in ons hart te ontvangen en kunnen we verlangen te worden zoals Hij. Want door Zijn liefde kunnen we beginnen onszelf te worden – dat wil zeggen: kunnen we ons ware zelf vinden, want we zijn naar Zijn beeld en gelijkenis gemaakt.
13 januari
VERLOREN VRUCHTBAARHEID
Onze moderne beschaving met zijn moordende competitiegeest, die het respect voor zowel maagdelijkheid als vruchtbaarheid heeft verloren, heeft de deugd van kuisheid vervangen door een soort hypochondrische eerbied voor volmaakt steriele netheid: alles moet in cellofaan worden verpakt. Zelfs je ‘stickies’ krijg je onaangeraakt door mensenhanden. Vruchtbaarheid heeft haar zin verloren en is ontaard in een soort sentimentele en heidense verheerlijking van de sensatie als doel op zich; het is zo saai dat je ervan moet kotsen: de dikke blondjes in de vieze pornoblaadjes worden steeds groter, dikker en rubberachtiger, en iedereen die denkt dat ze zo flink gezond zijn, aanbidt in feite frustratie en dorheid. Het hoeft niet te verbazen dat ze ‘mesjoche’ worden en telkens weer uit het raam springen. Dergelijke contradicties zijn totaal onverdraaglijk en kunnen niet worden vervangen door een heleboel mentale en seksuele gymnastiek, zoals die geestelijk kreupelen die bij psychoanalytici op de sofa lagen bescheiden schijnen te denken.
14 januari
EEN WERELD VOL OPWINDENDE OPINIES
In plaats van het geloof, dat een deugd is die de ziel voedt en hem een gezond leven geeft, hebben mensen slechts een aantal opinies die de ziel opwinden maar geen voedsel geven, hem alleen maar uitputten totdat hij bezwijkt van uitputting. Een opinie stelt eigenlijk niets voor: het is noch wetenschap, noch geloof, maar een beetje van allebei … In deze situatie, waarbij honderden mensen niet of nauwelijks geloven, worden er voortdurend langdurende onderzoeken gedaan naar wat verschillende soorten mensen ‘geloven’. Wetenschappers, reclamemensen, sociologen, soldaten en critici worden allen ondervraagd over hun geloof als wetenschapper, reclameman … Blijkbaar is er een apart geloof voor iedere aparte levenswandel. Hoe dan ook, allen antwoorden met vlotte, duizend woorden tellende artikelen, waarin ze een of andere opinie, die ze ergens hebben opgevangen, ten beste geven, Het resultaat is zo deprimerend en volstaat om je in tranen te doen uitbarsten.
15 januari
EEN ANKERPLAATS IN DE WILDERNIS
Dit is het centrum van Amerika. Ik heb me afgevraagd wat dit land bijeenhield, wat voorkomen heeft dat de wereld in stukken uit elkaar viel. Het zijn plaatsen zoals dit klooster- maar niet alleen deze plaats, er zijn wellicht nog andere … Dit is de enige echte stad van Amerika- en ze ligt afgelegen in de wildernis
16 januari
DE KLOOSTERGANG: EEN VIERKANT OP HET LICHT
Pas bij het binnenkomen viel het op dat het hele klooster van binnenuit was verlicht: het interieur ontving licht van de kloosterhof, die stille vijver van zuiver zonlicht en goede warmte. Daaromheen liep, van buitenaf volkomen onzichtbaar, de kloostergang met de wijde nissen en de mooie open bogen waardoor het licht op de grote vloertegels viel, waar de monniken, in hun uren van meditatie, rustig wandelden of in een hoekje zaten met perkamenten handschriften van Sint Augustinus of van de profeten van het Oude Testament … Alles in het klooster was geschaard om de kloostergang en alles werd beheerst door de kerk. In de kerk baden de monniken, in de kloostergang leefden ze. De kloostergang was de plaats waar de verschillende elementen van het leven van de monnik samenkwamen, de zuiveringsplaats, waar hij van de stoffelijke dingen op de geestelijke kon overschakelen en waar hij rust en stilte vond in de tussenpozen die de overgang vormden van gebed naar werk en van werken naar bidden.
17 januari
HET TEKEN VAN JONA
Voor mij is de gelofte van de stabiliteit als de buik van de walvis geweest. Ik heb me altijd erg aangetrokken gevoeld tot een leven in volmaakte eenzaamheid. Deze neiging tot afzondering zal ik waarschijnlijk nooit helemaal verliezen … Zoals de profeet Jona, aan wie God het bevel gaf naar Ninivé te gaan, ontdekte ik bij mezelf een haast oncontroleerbaar verlangen om in de tegenovergestelde richting te gaan. God wees mij in de ene richting, en al mijn ‘idealen’ wezen mij in de andere. Pas toen Jona zo snel als hij kon van Ninivé naar Tarsis reisde, werd hij overboord geworpen en door een walvis opgeslokt, die hem bracht waar God wilde dat hij zou gaan. Een monnik kan zich altijd terecht en op een zinvolle manier vergelijken met een profeet, want monniken zijn de erfgenamen van de profeten. De profeet is iemand wiens hele leven een levende getuigenis is van het providentiële handelen van God in de wereld. Iedere profeet is een teken en een getuige van Christus. Iedere monnik in wie Christus leeft en in wie daardoor alle profetieën vervuld zijn, is een getuige en een teken van het koninkrijk van God. Zelfs onze fouten zijn welsprekender dan we vermoeden. Het teken dat Jezus beloofde aan het geslacht dat hem niet begreep was ‘het teken van de profeet Jona’, dat is het teken van zijn eigen verrijzenis. Het leven van iedere monnik, van iedere priester, van iedere christen is getekend met het teken van Jona, want allen leven we door de kracht van Christus’ verrijzenis. Maar ik voel dat mijn eigen leven op een bijzondere wijze getekend is met dit grote teken dat door het doopsel, de monastieke professie en de priesterwijding in de wortels van mijn bestaan is gebrand, omdat ik mezelf zoals Jona zie reizen naar mijn bestemming in de buik van een paradox
18 januari
LEVEN VOOR GOD
Het is mijn bedoeling mezelf volledig en zonder voorbehoud te geven aan elk werk dat God in en door mij wil volbrengen. Maar dit offer is niet blind of ongedefinieerd, het is reeds bepaald door het feit dat God mij een contemplatieve roeping heeft geschonken. Daardoor heeft Hij een zekere weg uitgestippeld en een zeker doel als het mijne aangewezen. Dat moet ik goed voor ogen houden, want het is Zijn wil. Dit houdt in dat ik de zaken, de ambities, de eerbewijzen, de genoegens en alle andere activiteiten van de wereld verzaak. Het houdt ook in dat ik mij slechts in geringe mate moet bekommeren om de tijdelijke dingen. Toch heb ik beloofd gehoorzaam te zijn in alles wat een overste mij rechtmatig kan vragen te doen. Maar het komt me voor dat dit offer slechts iets tijdelijks kan zijn. Het kan niet het offer van heel de contemplatieve roeping betekenen. Het belangrijkste is niet te leven voor de contemplatie, maar te leven voor God. Dat is vanzelfsprekend, want dát is tenslotte de roeping tot het contemplatieve leven.
19 januari
EENZAAMHEID -DE STILTE VAN HET HART
Ik zou nu al moeten weten dat God elke gebeurtenis gebruikt als middel om mij naar de eenzaamheid te brengen. Elk schepsel dat mijn levenspad kruist, ieder ogenblik van mijn bestaan is bedoeld om te beseffen dat de wereld mij niet kan voldoen totdat ik zo onthecht ben dat ik God zal vinden in alles. Pas dan zullen alle dingen mij vreugde schenken. Zelfs de vertroosting van het gebed, de verlichting van de geest en de voelbare ijver van de wil: alles wat me raakt, verwondt me lichtjes. Ik heb geen houvast meer. De pijn in al deze dingen is de plechtige belofte van Gods liefde voor mij, zo lang ik zo zwak van geest ben als nu. Deze pijn is de belofte van eenzaamheid. Vandaag scheen ik er erg van verzekerd te zijn dat eenzaamheid inderdaad Gods wil voor mij is en dat het werkelijk God is die me naar de woestijn roept. Maar die woestijn hoeft niet per se een geografische woestijn te zijn. Het is de stilte van het hart waarin menselijke vreugden worden verteerd en herboren in God.
20 januari
EENZAAMHEID, ANGST EN LEEGTE
Werkend in de bossen ’s middags voelde ik me eenzaam, klein en vernederd. Dode bomen omhakken met het gevoel dat ik misschien zelfs geen echte persoon meer was. Afgezien daarvan was het fijn werken in de bossen. De dag was grijs en betrokken. We waren op de open plek bij Mount Olivet de ceders aan het weghalen die gesneuveld zijn bij de bosbrand. Door de bomen heen kon ik de boerderij van onze buurman zien … En ik kon de heuvels bekijken vanuit een nieuwe en interessante hoek … Alles droeg ertoe bij om me in leven te houden. Anderzijds had ik het gevoel van vrees, verwerping, niet-zijn. Toch geeft het me een zekere voldoening te beseffen dat ik niet door het contact met enig ander schepsel de ervaring kan heroveren dat ik werkelijk besta. Eenzaamheid betekent alleen zijn, niet op een wijze die je bevalt, maar op een wijze die je beangstigt en leegmaakt in die mate dat het betekent dat je een banneling bent, zelfs verbannen van jezelf.
21 januari
DEELNEMEN AAN DE EENZAAMHEID VAN GOD
Eenzaamheid is geen louter negatieve relatie. Het is niet slechts de afwezigheid van mensen. Ware eenzaamheid is een deelname aan de eenzaamheid van God die in alle dingen is. Zijn eenzaamheid is geen plaatselijke afwezigheid maar een metafysische transcendentie. Zijn eenzaamheid is Zijn wezen. Voor ons betekent eenzaamheid niet dat we meer zijn dan andere mensen, tenzij door heel toevallige dingen; want zij die de eenzaamheid niet aankunnen, kunnen hun echte wezen niet ontdekken en blijven dus steeds iets minder dan ze werkelijk zijn. Voor ons betekent eenzaamheid afstand nemen van een kunstmatig en fictief niveau van bestaan dat mensen, verdeeld door de erfzonde, hebben ontworpen om in vrede te kunnen zijn met de begeerte en de dood. Maar juist daarom bevindt de eenzame mens zich op het niveau van een meer volmaakte geestelijke samenleving- de stad van diegenen die zo reëel zijn geworden dat zij God (dat is: het leven) belijden en verheerlijken in de muil van de dood…
22 januari
WAAR BROEDERS SAMEN ZIJN
In de diepe eenzaamheid vind ik de zachtmoedigheid waarmee ik mijn broeders werkelijk kan liefhebben. Hoe eenzamer ik ben, hoe meer genegenheid ik voor hen koester. Het is een zuivere genegenheid, vol eerbied voor de eenzaamheid van anderen. Eenzaamheid en stilte leren me mijn broeders lief te hebben om wat ze zijn, niet om wat ze zeggen …
23 januari
DE WOESTIJN VAN HET MEDEDOGEN
Als God je naar de eenzaamheid geroepen heeft leidt alles wat je aanraakt je verder de eenzaamheid in. Alles wat je beroert maakt een kluizenaar van je, zo lang je er maar niet op staat het werk zelf te doen en je niet je eigen kluis wilt bouwen. . Wat is mijn nieuwe woestijn? Zijn naam is mededogen. Er is geen woestijn zo verschrikkelijk, zo mooi, zo dor en zo vruchtbaar als de woestijn van het mededogen. Het is de enige woestijn die werkelijk zal bloeien als de lelie. Deze woestijn zal een vijver worden, hij zal vruchtbaar worden en opspringen van vreugde. In de woestijn van het medelijden zal het dorstige land een land vol waterbronnen worden, waar de armen alles bezitten.
24 januari
STILTE AAN HET WOORD
In mijn gebed en in heel mijn innerlijk leven zoals het is, ben ik bezig met het verlangen naar een grotere en diepere innerlijke stilte: een innerlijke geheimhouding die ertoe leidt dat ik zelfs niet over mezelf hoef te denken. Stilte over mijn gebed, over de ontwikkeling van mijn innerlijke leven wordt een absolute noodzaak, zodat ik begin te geloven dat ik geheel zou moeten ophouden met schrijven over contemplatie, behalve misschien in meer algemene bewoordingen. Het komt mij als zeer ongepast voor om in de ogen van de mensen door te gaan voor iemand die schijnbaar iets te zeggen heeft over contemplatie. De gedachte geeft mij het gevoel dat ik een bad nodig heb of een schoon stel kleren.
25 januari
DE TAAL VAN EEN KIND
Het helpt niet om grote woorden te gebruiken om over Christus te spreken. Nu ik niet in staat schijn te zijn over Hem te spreken in de taal van een kind, ben ik op het punt gekomen waar ik nog nauwelijks over Hem kan spreken. Al mijn woorden vervullen mij met schaamte.
26 januari
DE EENZAAMHEID BEGINT HIER EN NU
Eenzaamheid is niet zozeer te vinden door buiten de grenzen van je bestaan op zoek te gaan, maar meer door erbinnen te blijven. Eenzaamheid is niet iets waar je op moet hopen voor de toekomst. Het is eerder een verdieping van het heden en je zult nooit eenzaamheid vinden als je haar niet zoekt in het heden.
27 januari
UITWENDIGE EN INWENDIGE STILTE
Wanneer je de innerlijke stilte hebt veroverd, kun je deze mee de wereld indragen en overal bidden. Maar zoals inwendige ascese niet kan .worden verkregen zonder concrete uitwendige versterving, zo is het ook absurd om over inwendige stilte te praten wanneer er geen uitwendige stilte is.
28 januari
GELUKKIG DIE WONEN IN UW HUIS
Hoe liefelijk uw woningen, Heer der hemelse scharen! Vindt zelfs de mus niet een huis, heeft niet de zwaluw haar nest waar zij haar jongen mag bergen! (Psalm 84:2-4) Dit is het land waar U mij wortels hebt gegeven voor de eeuwigheid, o God van hemel en aarde. Dit is het brandende beloofde land, het huis van God, de poort van de hemel, de plaats van vrede en stilte, de plek voor het gevecht met de engel. Gelukkig die wonen in uw huis, die immer U mogen loven (Psalm 84:5).
29 januari
DE STILTE ZAL MIJN ANTWOORD ZIJN
Heer God van deze grote nacht, ziet U de bossen? Hoort u het geruis van hun eenzaamheid? Aanschouwt U hun geheim? Herinnert U zich hun eenzaamheid? Ziet U dat mijn ziel in mij begint te smelten als was?
Bij dag roep ik, mijn God- Gij blijft zwijgen, bij nachten ik word niet gestild (Psalm 22:3). ( … )
Er is geen blad dat niet afhangt van Uw zorg. Er is geen schreeuw die niet door U werd gehoord nog voor hij werd geuit. Er is geen water in de schaliën dat daar niet verborgen is door Uw wijsheid. Er is geen geheime bron die niet door U geheimgehouden wordt. Er is geen dal voor een eenzaam huis dat niet door U voor een eenzaam huis gepland was. Er is geen mens voor een stuk bos die niet door U voor dat stuk bos geschapen werd. Maar er is meer troost in het hart van de stilte dan in het antwoord op een vraag. De eeuwigheid is in het heden. De eeuwigheid ligt in de palm van de hand. De eeuwigheid Is een zaad van vuur, waarvan de wortels plotseling de slagbomen breken, die mijn hart ervan weerhouden een afgrond te zijn. Stilzwijgend spannen de tijdelijke dingen samen met de eeuwigheid. De schaduwen dienen U. De dieren loven U voor ze verdwijnen. Vragen komen op, worden actueel en verdwijnen weer. In dit uur zal ik ophouden ze te stellen en de stilte zal mijn antwoord zijn. ‘
30 januari
GENADE OP GENADE OP GENADE
De stem van God weerklinkt in het paradijs: ‘Wat verachtelijk was, is kostbaar geworden. Wat nu kostbaar is, was nooit verachtelijk. Ik heb altijd geweten dat het verachtelijke kostbaar was, want wat verachtelijk is, ken ik niet. Wat wreedaardig was, is nu barmhartig. Wat nu barmhartig is, was nooit wreedaardig. Ik heb Jona steeds overschaduwd met Mijn genade en Ik ken geen wreedheid. Heb je Mij gezien, Jona, mijn kind? Genade op genade op genade. Ik heb het universum altijd opnieuw vergiffenis geschonken, want de zonde heb Ik nooit gekend. Wat arm was, is oneindig geworden. Wat oneindig is, was nooit arm. Ik heb de armoede steeds gekend als oneindig want Ik houd in het geheel niet van rijkdommen. Gevangenissen in gevangenissen in gevangenissen. Schep geen vreugde in de verrukkingen van de aarde, waar tijd en ruimte vergaan, waar de minuten afbreken en verdwijnen. Hou je niet meer aan de tijd vast, Jona, mijn zoon, opdat de stromen je niet zouden verzwelgen. Wat breekbaar was, is sterk geworden. Ik hield van wat het zwakste was. Ik keek naar dat wat niets was. Ik heb dat wat zonder substantie was, aangeraakt en in dat wat niet was, ben Ik.’
Dauwdruppels schitteren als saffieren in het gras zodra de grote zon verschijnt, en bladeren ritselen als een ontsnapte duif stil opvliegt.
31 januari
GEVANGEN EN TOCH VRIJ
Op de laatste dag van januari 1915, onder het teken van de Waterman, in het jaar van de grote oorlog en diep in de schaduw van enkele Franse bergen aan de Spaanse grens, ben ik ter wereld gekomen. Vrij van natuur, naar het beeld van God, was ik toch de gevangene van mijn eigen heftigheid en mijn eigen egoïsme, naar het beeld van de wereld waarin ik werd geboren
