Thomas Merton: Liefde en eenzaamheid

 

 

Thomas Merton: Liefde en eenzaamheid

NOTA VAN DE AUTEUR: Deze tekst werd oorspronkelijk geschreven als inleiding voor de Japanse vertaling van Thoughts in Solitude. Hij werd herwerkt tot een essay over het leven in eenzaamheid, over contemplatie en over de fundamentele monastieke waarden, die heden ten dage in vraag gesteld worden, zelfs door de monniken. Het is niet de bedoeling een soort verdediging uit te werken in verband met de eenzaamheid, die vaak veroordeeld of verdedigd werd zonder dat ze begrepen werd. Het is gewoon de bedoeling de eenzaamheid een beetje voor zichzelf te laten spreken. Toen ik de oorspronkelijke inleiding schreef was ik de mening toegedaan dat veel Japanse lezers, die toch een meer contemplatief gerichte levensvisie toegedaan zijn, iets zouden herkennen dat hun eigen was in deze intuïtieve, voorlopige en onvermijdelijk onvolledige notities. Het is mogelijk dat westerse lezers ze gewoon met ongenoegen naast zich neer zullen leggen.
Geen enkel geschrift in verband met de eenzame en beschouwende visie op het leven, kan iets meedelen dat voordien niet beter gezegd werd door de wind die ruist tussen de dennebomen. Deze bladzijden willen niets anders proberen te doen, dan iets te laten weerklinken van de stilte en de vrede, die ‘gehoord’ wordt als de regen zachtjes neervalt over de heuvels en de bossen. Maar wat kan de wind ons vertellen als er geen toehoorder is? Dan ontstaat er nog een diepere stilte: de stilte waarin de Toehoorder een Niet-Hoorder is. Die diepere stilte moet eerst gehoord worden vooraleer er werkelijk sprake kan zijn van eenzaamheid.
Het is niet de bedoeling in deze bladzijden enige bijzondere informatie te verschaffen of diepgaande filosofische vragen in verband met het leven te beantwoorden. Vanzelfsprekend houden ze wel verband met het leven, maar ze maken er zeker geen aanspraak op het denken van de lezer zelf te verdringen. Ze nodigen hem integendeel uit zelf aandachtig te luisteren. Ze willen hem niet alleen toespreken, ze willen hem eraan herinneren dat hij een Toehoorder is.
Wie is die Toehoorder dan? Behalve de Toehoorder is er misschien ook een Niet-Hoorder? En wie is die Niet-Hoorder?
Op zulke alles overtreffende vragen kunnen geen doorzichtige antwoorden gegeven worden. Het enige antwoord kan het Horen zelf zijn. Het geëigende klimaat voor zulk Horen is eenzaamheid.
Misschien is het beter te zeggen, dat dit Horen dat Niet-Horen is, zelf eenzaamheid is. Waarom heb ik het over Horen dat Niet-Horen is? Als ge u de eenzame zoudt voorstellen als ‘iemand’ die zich ruimtelijk zou geïsoleerd hebben van ‘vele anderen’, die zich teruggetrokken zou hebben uit de massa om zijn individueel nummer te bevestigen aan een rotsblok midden in de woestijn, om daar boodschappen te ontvangen die aan velen onthouden worden, dan bevindt ge u in een valse en duivelse eenzaamheid. Dat is solipsisme en geen eenzaamheid. Dit is de valse eenheid van de gespletenheid, waarin het individu zichzelf afscheidt als een nummer, waarbij hij zichzelf bevestigt door de uitspraak: ‘Schakel mij uit’.
De werkelijke eenheid in het eenzame leven is die waarbij geen verdeeldheid mogelijk is. De echte eenzame zoekt zichzelf niet, hij verliest zichzelf. Hij vergeet dat er een numerieke volgorde is om alles te worden. Daarom is hij een Niet-(individuele)-Toehoorder.
Hij is afgestemd op alle Horen in de wereld, omdat hij in stilte leeft. Hij luistert niet naar de oorsprong van het zijn, maar hij vereenzelvigt zich met die oorsprong waarin alle bestaan zichzelf hoort en kent. Daarom is hij niet langer bedacht op zichzelf. Welk is die oorsprong, die eenheid? Dat is de Liefde. De paradox van de eenzaamheid is dat zijn ware oorsprong universele liefde is, en ware eenzaamheid is de onverdeelde eenheid van de liefde waarop geen maat kan staan.
De wereld is als het ware aan het verschrompelen. Er is al langer hoe minder plaats voor de mens om alleen te zijn. Er wordt verteld dat indien we zo doorgaan, er binnen zeshonderd vijftig jaar op deze aarde nog slechts één vierkante meter plaats zal zijn voor iedere mens. Zelfs dan (zo zal iemand opmerken) zal er nog één vierkante meter eenzaamheid zijn. Maar is dat wel juist? Is elke mens een afzonderlijke eenzaamheid op zichzelf? Neen. Er bestaat maar Eén Eenzaamheid waarin alle mensen tegelijk samen en alleen zijn. En de prijs voor een mathematische of kwantitatieve opvatting betreffende de mens, (zo bijvoorbeeld in een positivistische en sociologische benadering), is dat door ieder individu te herleiden tot zijn eigen getalsmatigheid, dit hem terugvoert tot niets. Als men het totaal van de mensen alleen ziet als een samenvoegen van de eenheden, dan wordt dit een enorme statistische leegte, waarin aantallen zich gewoon verhouden zonder doel, zonder waarde, zonder betekenis, zonder liefde.
Het gevaar van deze massieve numerieke en technische opvatting over de mensheid is, dat het de liefde vernietigt door het individu in de plaats van de persoon te stellen. En wat is de persoon? Hij is juist iemand die eenheid is, en dat is liefde. Hij is onverdeeld in zichzelf omdat hij openstaat voor alles. Hij staat open voor alles omdat hij de éne liefde is die de bron is van alles, de vorm van alles; en het doel van alles is één in hem en in alles. Hij is maar echt alleen, die wijd openstaat voor de hemel en de aarde en die zich voor niemand afsluit.
Liefde is geen probleem, het is niet een antwoord op een vraag. Liefde kent geen vragen. Het is de oorsprong van alles, en vragen komen er slechts voor zover we verdeeld zijn, afwezig, vervreemd en verwijderd van die oorsprong.
Toch ligt het in de ware natuur van onze samenleving deze verdeeldheid voort te brengen, deze vervreemding en deze afwezigheid. Zo leven we dus in een wereld waarin we toch zelf afwezig blijven, ook al stapelen we al onze bezittingen, al onze ontwerpen en plannen en machines op. We leven dus in een wereld waarin we zeggen: ‘God is dood’, en we handelen dus in zekere zin ook zo, omdat we niet langer in staat zijn om de waarheid te ervaren dat wij geworteld en gevestigd zijn in Zijn Liefde.
Hoe kunnen wij deze waarheid weer ontdekken? Alleen als we er niet langer behoefte aan hebben ze te zoeken, want zo lang we ernaar zoeken betekent dit dat we ze verloren hebben. In feite echter, door te erkennen dat wij gegrondvest zijn in onze echte oorsprong, de liefde, erkennen we dat we niet zonder deze kunnen leven. Deze erkenning is niet mogelijk zonder een fundamentele persoonlijke eenzaamheid.
Het collectief ageren, hoe dit ook een protest is omtrent het ‘Ik en Gij’, zal dit nooit bereiken. Want aan de oorsprong van de eenzaamheid, zijn ‘Ik en Gij’ één. Slechts uit deze oorsprong groeit echt beminnen. Laat ons dus van ‘liefde’ en ‘eenzaamheid’ geen kwestie van vragen en antwoorden maken. Het antwoord kan niet gevonden worden in woorden, maar wel door te leven op een zeker bewustzijnsniveau. Deze bladzijden betreffen dus een geestelijk klimaat, een atmosfeer, een landschap van de geest, een bepaald bewustzijnsniveau: de vrede, de stilte en het alleen-zijn waarin de Toehoorder luistert en waar het Horen een Niet-Horen is.
Het christendom is een religie van het Woord. Het Woord is Liefde. Maar soms vergeten we dat het Woord eerst en vooral ontstaat uit de stilte. Als er geen stilte is, dan wordt het Ene Woord dat God spreekt niet echt gehoord als Liefde. Dan alleen immers worden ‘woorden’ gehoord. ‘Woorden’ zijn geen liefde, want ze zijn talrijk, en Liefde is Eén. Waar veel woorden weerklinken verliezen we het bewustzijn van het feit dat er werkelijk maar Eén Woord is. Het Ene Woord dat God spreekt is Hijzelf. Al sprekende openbaart Hij zichzelf als oneindige Liefde. Zijn spreken en Zijn luisteren zijn Eén. Zijn spreken gebeurt zo zacht dat wij menen dat Zijn spreken geen spreken is. Zijn horen is niet-horen. Toch in zijn stilte, in de afgrond van Zijn éne Liefde worden alle woorden gesproken en worden alle woorden gehoord. Alleen in deze stilte van de eindeloze Liefde hebben ze samenhang en betekenis. Toch ontlokken we ze aan de stilte om ze af te zonderen van elkaar, om ze onderscheiden te maken, om ze een unieke klank te geven waardoor we ze kunnen onderscheiden. Dat is noodzakelijk. Want tussen die vele klanken en begrippen blijft de verborgen geheime kracht van een stilte, van een liefde, die de kracht van God is. ‘Want terwijl een diepe stilte alles omgaf, zo spreekt het boek der Wijsheid, en de nacht in zijn snelle loop halverwege was gekomen, kwam uw alvermogend woord van zijn koningstroon in de hemel’ (Wijsh. 18,14). Door de handeling die plaats grijpt in het leven en in de geschiedenis, openbaart het geheime niet-handelen van het Woord en de kracht zijn werkelijkheid. In die diepe stilte blijft Liefde de hoeksteen van de geschiedenis.
Zelfs als men een geleerd man zou zijn en een grondige kennis zou bezitten over vele dingen en veel ‘woorden’, toch is dit van geen waarde en van geen betekenis… als het Ene Woord, Liefde, niet gehoord wordt. Dat Ene Woord kan slechts gehoord worden in de stilte en de eenzaamheid van een ontledigd hart, een hart dat in vrede is, onthecht, vrij en zonder zorgen. In christelijke taal is deze vrijheid het gebied van geloof en hoop, maar bovenal van de liefde. ‘Als ik het volmaakte geloof bezit… maar niet de liefde, dan ben ik niets’ (1Kor. 13,2). ‘De mens zonder liefde is nog in het gebied van de dood’ (1 Joh. 3,14).
Als het christelijk geloof iets heel ingewikkelds lijkt te zijn geworden, dan is men geneigd te denken dat het alleen een doctrine is, een denksysteem dat informatie kan verstrekken over het bovennatuurlijke en dat als het ware een antwoord geeft op alle mogelijke vragen in verband met het hiernamaals en over de middelen om de gelukzaligheid in de hemel te bereiken. Ook al zou deze doctrine juist zijn, ze kan niet begrepen worden als we denken dat het enige doel van het geloof uitgebreide informatie is, meegedeeld in veel complexe doctrines. In feite is het voorwerp van het geloof Eén: God, Liefde. En al zijn de geopenbaarde waarheden over Hem waar, wat zij ons leren over Hem is toch niet helemaal adequaat voor zover wij ze slechts afzonderlijk en niet samenhangend begrijpen, zonder de Liefde in eenheid te beleven. Ze moeten samenkomen in de Liefde zoals de spaken van een wiel allen gericht zijn naar het middelpunt. Het zijn de ramen waardoor het Ene Licht in onze huizen binnenkomt. Het vensterraam is goed afgebakend en onderscheiden: en toch is datgene wat we zien het licht zelf dat diffuus en alles doordringend is, zodat het overal en nergens is. Geen enkele geest is in staat de realiteit van God te vatten zoals die op zichzelf is, en als we Hem willen benaderen moeten we dit niet alleen doen langs het weten, maar ook door middel van het niet-weten. We moeten trachten met Hem in communicatie te komen niet alleen door middel van woorden, maar vooral door stilte waarin alleen het Ene Woord aanwezig is, dat oneindige Liefde en eindeloze stilte is.
Waar is stilte? Waar is eenzaamheid? Waar is Liefde? Ze kunnen uiteindelijk alleen maar gevonden worden in het diepste van ons eigen wezen. Daar in de zwijgende diepten bestaat geen onderscheid meer tussen het ik en het niet-ik. Daar heerst volmaakte vrede omdat wij geworteld zijn in oneindige scheppende en verlossende Liefde. Daar ontmoeten we God, die door geen oog kan gezien worden, en in Wie zoals Sint Paulus zegt ‘wij leven en bewegen en zijn’ (Hand. 17,28). In Hem ook vinden we eenzaamheid zoals Sint-Jan van het Kruis zei, we zien dat het Al en het Niets elkaar ontmoeten en Dezelfde zijn.
Als er geen stilte is voorbij en in de vele woorden van de doctrine, dan is er geen religie, dan is er alleen maar een religieuze ideologie. Want religie gaat verder dan woorden en daden en bereikt alleen maar de uiteindelijke waarheid in stilte en Liefde. Waar deze stilte ontbreekt, waar alleen maar ‘veel woorden’ zijn en niet het Ene Woord, daar is dan veel beweging en activiteit maar geen vrede, geen diepe gedachten, geen begrijpen en geen innerlijke rust. Waar geen vrede is, daar is geen licht en geen Liefde. De al te actieve geest lijkt voor zichzelf ontwaakt en productief te zijn, doch hij droomt, hij wordt gedreven door fantasie en twijfel. Alleen in stilte en eenzaamheid, in de rust van de verering, de vrede van het gebed, de aanbidding waarin het totale ik zwijgt en zich vernedert in de aanwezigheid van de Onzichtbare God om zijn Ene Woord van Liefde te ontvangen: slechts in deze ‘activiteiten’ die ‘non-activiteiten’ zijn ontwaakt de geest echt uit de droom van een veelsoortig, verward en bewogen bestaan.
Daarom juist is de moderne westerse mens bang voor de eenzaamheid. Hij is niet in staat om alleen te zijn of in de stilte. Hij deelt zijn geestelijke en mentale ziekte mee aan de mensen van het Oosten. Azië wordt enorm bedreigd door het geweld en het activisme van het Westen, en het verliest geleidelijk aan zijn vat op zijn eigen traditionele waardering voor stille wijsheid. Daarom is het op dit ogenblik allernoodzakelijkst het klimaat van de stilte en de eenzaamheid weer te leren ontdekken: niet dat iedereen nu gescheiden en alleen moet gaan leven. Maar in ogenblikken van stilte en meditatie, van verlichting en vrede, leert men overal stil en alleen te zijn. Men leert zelfs in een sfeer van eenzaamheid te leven te midden van de menigten, niet ‘verdeeld’, maar verenigd met alles in Gods Liefde. Zo immers komt men ertoe een Toehoorder te worden die een Niet-Hoorder is, zo komt men ertoe alle woorden te vergeten en alleen nog naar het Ene Woord te luisteren, dat een Niet-Woord lijkt te zijn. Men opent de innerlijke deur van zijn hart voor de oneindige stilte van de Geest, uit wiens afgronden liefde opwelt zonder ophouden en die zichzelf aan iedereen schenkt. In Zijn stilte wordt de betekenis van elke klank uiteindelijk duidelijk. Alleen in Zijn stilte kan de waarheid van woorden onderscheiden worden, niet in hun gescheidenheid, maar in zijn gericht staan naar de centrale eenheid van de Liefde. Alle woorden spreken dan nog slechts over één ding, namelijk dat alles liefde is.
Heidegger zei reeds dat onze relatie tot datgene wat ons het meest nabij is, steeds verward is en zonder kracht. Wat is ons meer nabij dan de eenzaamheid die de grond van ons bestaan is? Ze is altijd aanwezig. En juist daarom is ze altijd onbekend, want als we daaraan beginnen te denken voelen we ons niet zo goed, dan maken we er een ‘object’ van en dan wordt onze relatie ermee vervalst. Wij zijn echt onszelf zo nabij, dat er werkelijk geen ‘relatie’ tot de grond van ons bestaan kan zijn. Kunnen wij niet gewoon onszelf zijn zonder daar veel over te redeneren? Dat is echte eenzaamheid.
Is het juist, te zeggen dat wij naar de eenzaamheid gaan om ‘tot de wortel van ons bestaan door te dringen’? Het is eigenlijk eenvoudiger te zeggen dat we in de eenzaamheid bij de wortel van ons bestaan zijn. Hij die alleen is en die er zich bewust van is wat zijn eenzaamheid betekent, ziet gewoon dat hij het diepe leven leeft. Hij is ‘in de Liefde’. Hij gaat helemaal op in alles en in allen. Hij verbaast zich daar niet over en hij is in staat om te leven met deze ontstellende en onverkwikkelijke realiteit, die niet kan verklaard worden. Dan leeft hij als een plant in de aarde. Zoals Christus zei, het zaad in de aarde moet sterven. Om te zijn als het zaad in de aarde van zijn eigen leven, moet men ontbinden in die aarde om vruchtbaar te worden. Men verdwijnt in de Liefde, om ‘Liefde te worden’. Maar deze vruchtbaarheid gaat verder dan al het redeneren en begrijpen van de mens. Om ‘vruchtbaar’ te zijn in deze zin, moet men ieder idee over vruchtbaarheid of produktiviteit vergeten, en alleen maar zijn. Onze vruchtbaarheid wordt dan plots een daad van geloof en een daad van twijfel: twijfel aan alles wat men tot dan toe in zichzelf zag, en geloof in datgene wat men zich zou kunnen verbeelden voor zichzelf. De ‘twijfel’ lost onze ik-heid op. Geloof schenkt ons leven in Christus, volgens het woord van Sint-Paulus: ‘Ikzelf leef niet meer, Christus leeft in mij’ (Gal. 2,20). Het is niet mogelijk dit te begrijpen, tenzij men een diepe hoop koestert in de niet te vatten vruchtbaarheid, die ontstaat uit deze ontbinding van ons eigen ik aan de basis van het bestaan en van de Liefde. Zulk een hoop is niet de vrucht van de menselijke rede, het is een mysterieuze genadegave, die ons verholen goddelijke bijstand verleent. Onze eigen ontbinding aanvaarden zou onmenselijk zijn als we niet terzelfder tijd de heelheid en de volheid van alles in Gods Liefde zouden aanvaarden. We nemen genoegen met onze ontlediging omdat we beseffen dat onze echte leegheid vervulling en volheid is. Het Ene Woord wordt duidelijk uitgesproken in onze leegheid. Het zegt: ‘Ik laat u niet alleen, Ik zal u nooit in de steek laten’ (Heb. 13,5), want ik ben uw God, Ik bemin u.
Deze oorsprong verlaten, om zich in het menselijke en maatschappelijke proces te storten met zijn vele activiteiten zal alleen maar een illusie zijn, een louter ingebeelde vruchtbaarheid.
De moderne mens gelooft dat hij vruchtbaar en productief is, als zijn eigen ik op een agressieve wijze bevestigd wordt, als hij echt duidelijk actief is, als zijn daden sprekende resultaten voortbrengen. Maar deze activiteit raakt meer en meer vervuld met zelf-contradicties. De rijkste en de meest geëvolueerde cultuur in de wereld, die ontworpen werd voor een onbegrensde productie, verbruikt zijn enorme kracht en rijkdom niet met het oog op vruchtbaarheid, maar als een werktuig voor de vernieling. Zelfs als mensen echt naar vrede verlangen, dan is in zulke omstandigheden hun verlangen alleen maar een illusie die nooit kan vervuld worden. Zulke mensen leven in een voortdurende staat van zelfvernietiging.
In opstand komen tegen deze zelfvernietiging door zich op een ziekelijke wijze in zichzelf op te sluiten in het gedesillusioneerde ik, zou alleen maar tot een valse eenzaamheid kunnen leiden. Eenzaamheid is niet hetzelfde als zich terugtrekken uit het gewone leven. Het is niet iets dat buiten of boven of beter dan het gewone leven zou zijn; integendeel, eenzaamheid ligt aan de echte oorsprong van het gewone leven. Het vormt de echte grondslag van die eenvoudige volle menselijke activiteit, waardoor wij rustig ons dagelijks leven leiden en onze ervaringen delen met een paar intieme vrienden. We moeten deze grondslag van ons leven leren kennen en aanvaarden. Voor de meeste mensen is zo iets ondenkbaar en niet te vatten, zodat hun leven dan ook geen kern en geen fundament heeft. Het valt uiteen in een streven naar een ‘samenzijn’ dat geen echte diepe zin heeft. Slechts wanneer onze activiteit voortkomt uit de oorsprong van waaruit wij aanvaard hebben ontbonden te worden, zal ze de goddelijke vruchtbaarheid hebben van liefde en genade. Dan alleen zullen we anderen kunnen bereiken in echte gemeenschap. Vaak is onze nood aan andere mensen helemaal geen liefde, maar alleen maar de nood om gesteund te worden in onze illusies, evenals we anderen steunen in de hunne. Als we verzaakt hebben aan deze illusies, dan zullen we zeker tot de anderen kunnen gaan in oprecht medeleven. Uiteindelijk zullen de illusies zich oplossen in eenzaamheid. We moeten ons echter ernstig inspannen en er over waken dat ze niet weer zouden opduiken onder een nog ergere vorm, en dat ze zo onze eenzaamheid bevolken met duivels, vermomd als engelen van het licht. Liefde, eenvoud en medeleven beschermen ons daar tegen. Hij die werkelijk alleen is, vindt in zichzelf het hart van het medeleven, waarmee hij niet alleen deze of gene mens zal beminnen, maar alle mensen. Hij ziet ze allen in de Ene die het Woord van God is, de volmaakte manifestatie van Gods Liefde, Jezus Christus.