
Bijna een leven lang laat ik mij in mijn werk en in mijn doen en laten als gelovige leiden door deze zinsnede uit de profeet Micha, vers 6,8: “Hij heeft je gemeld, –rode– mens, wat goed is,- en wat vraagt de Ene anders van je dan recht doen, vriendschap liefhebben en naarstig wandelen met je God?” (Vertaling Naardense Bijbel). Naarstig wandelen of ootmoedig wandelen of nederig wandelen, wandelen in deemoed: וְהַצְנֵ֥עַ.
De herziene Statenvertaling zegt: “Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is. En wat vraagt de HEERE van u anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God”. De Nieuwe Bijbelvertaling zegt: “Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.”
Een Engelse tekstverklaring zegt over dit nederig wandelen het volgende: Thou art to walk humbly with thy God; הצנע hatsnea, to humble thyself to walk. This implies to acknowledge thy iniquity, and submit to be saved by his free mercy, as thou hast already found that no kind of offering or sacrifice can avail. Without this humiliation of soul there never was, there never can be, any walking With God; for without his mercy no soul can be saved; and he must be Thy God before thou canst walk with him. (https://www.studylight.org/commentaries/acc/micah-6.html14).
Een ander commentaar bespreekt dit begrip ‘hatsnea’: Humbly – Once only. Hatsnea is only used in this verse in Micah. We know what it means to walk, but what does it mean to walk “humbly”? There are no other places where we can compare this word in other contexts so we are forced to look at the only derivative found in Proverbs 11:2. We find that tsana’ is contrasted with pride. So walking humbly probably means walking without attracting attention, without seeking glory and without concern for yourself. […] The epitome of walking humbly is to do whatever God asks anonymously. No credit can be given if no one knows who did what. Perhaps that’s the real message behind not letting the right hand know what the left hand is doing. Seeking anonymity is a sign of a deeply spiritual attitude. […] Topical Index: hatsnea, tsana’, humbly, anonymous, Micah 6:8 (https://www.skipmoen.com/2015/03/walk-this-way-3/)
Het klinkt misschien niet prettig in moderne oren, dit deemoedig wandelen. Gewend als we zijn aan onze autonome manier van optreden, van zich presenteren, van laten zien wie je bent en waar je voor staat. De moderniteit kan misschien niet zoveel aan met deemoed, met nederigheid, met ootmoedigheid. Het past niet in het plaatje van het individu dat moet schitteren en dat zich moet laten zien, ook op sociale media. Deemoedig handelen heeft die zelf-expositie niet nodig. Deemoedig handelen is er het tegenovergestelde van. Toch spreekt dit vers uit Micha mij aan omdat het mijns inziens een kern bevat van hoe wij met God in ons leven kunnen leven. Franz Rosenzweig besluit er zijn beroemde boek ‘Stern der Erlösung’ mee en sinds ik dit heb gelezen is dit vers voor mij een soort van gelovige lijfspreuk geworden. Recht doen, trouw zijn, goedertierenheid (nog z’on oud woord), vriendschap liefhebben horen daarbij. In een citaat een compleet ethisch appèl waarin alles samenkomt en waar het dienen van God wordt samengevat. Dienen is hier wandelen en al wandelend recht doen en trouw zijn.
Dit deemoedig wandelen met je God, let op het voornaamwoord ‘je’, kan voor iedereen anders uitpakken. Want ‘je’ is hierin leidend. Mijn God hoeft niet jouw God te zijn, maar dit terzijde. In een andere traditie is dit deemoedig wandelen ook een thema maar dan zonder God. Deemoed en vrijheid worden hier bij elkaar gebracht. In de bespreking van enkele teksten van de Japanse boeddhist Manshi Kiyozawa (1870-1903) door Nobuo Haneda wordt dit onderstreept. Volgens Kiyozawa gaat het in het Boeddhisme primair om de bevrijding van de mens. Ik vertaal vrij: Waarvan moet deze mens worden bevrijd? Het antwoord luidt: van zijn zelf. Vrijheid wil in het Boeddhisme zeggen vrijheid van het zelf en niet de vrijheid als vrij zijn van uiterlijke dwang, structuren of regels. De mens lijdt omdat hij op een starre wijze vasthoudt aan zijn zelf in een wereld die voortdurend in verandering is. Het zelf ontkennen, het zelf loslaten is echter niet eenvoudig want het zelf is resistent tegenover deze ontkenning. Verlichting, verlicht worden betekent ervan doordrongen zijn en van de waarheid doordrongen worden dat zich alles voortdurend verandert, om tenslotte zo de waarheid van het niet-zelf te belichamen. Als de mens zijn starre zelf verliest en zelf-loos wordt is hij waar hij zijn moet. Zelf-loos zijn is deemoedig zijn. Omdat het zelf de oorzaak is van zijn onvrijheid maakt het verlies van het zelf de mens vrij. In die zin gaan deemoed en vrijheid hand in hand. Alleen een deemoedig mens kan vrij zijn. Boeddhisme is de weg die naar deemoed en naar vrijheid leidt. Opgeven van het zelf kan dus leiden tot absolute vrijheid.
In mijn beleving komen de woorden van Micha en de woorden uit dit boeddhistische streven dicht bij elkaar. Wel of geen God maakt misschien voor die vrijheid nog niet zoveel uit. Het gaat om de deemoed in je handelen, in je leven. Misschien is ook de deemoedige bij uitstek, los van het feit of hij in God gelooft of niet, het voorbeeld van een mens in de bijbel die leeft naar Gods hart ook al neemt hij het woord God niet in de mond. Deemoed is dus een sleutel, een weg ten leven, een weg naar vrijheid, een wandeling in vrede met jezelf waarbij het zelf er eigenlijk niet meer toe doet (als je een beetje de boeddhistische kant op helt).
John Hacking
9 september 2019

bron:
Kiyozawa, Manshi, Skelett einer Religionsphilosophie, Berlin 2017, (Matthes &Seitz)