Juarroz, Roberto, Vertikale poëzie. Een keuze uit verticale poëzie I t/m XIII. Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu, Amsterdam 2002 (Wagner & Van Santen)
8
Una pregunta rueda como una piedra
por el costado del hombre
y en lugar de caer en el vacío
encuentra un valle que la sostiene.
Ya no se trata de hombres ni de dioses.
Ya no se está en el sitio de las respuestas.
El propio eco se ha convertido en valle.
Quizá la salvación del hombre
consista en rodar por su propia ladera,
abrazado a la piedra
de la mayor de sus preguntas.
8
Een vraag rolt als een steen
langs de flank van de mens
en in plaats van in de leegte te vallen
vindt hij een vallei die hem ondersteunt.
Het gaat niet meer om mensen of goden.
Wij staan niet meer op de plaats van de antwoorden.
De eigen echo is veranderd in vallei.
Misschien bestaat de verlossing van de mens eruit
te rollen langs de eigen helling,
met in zijn armen de steen
van zijn allergrootste vraag.
pag 72-73
[44]
La cara de un hombre cae al suelo.
¿Quién podrá levantarla
y desbaratar con esa cara
las trampas de papel?
El grito de un hombre cae al suelo.
¿Quién podrá recobrarlo
y descifrar con su clave
los lenguajes perdidos?
La esperanza de un hombre cae al suelo.
¿Quién podrá hacer otro hombre
y colocar nuevamente
la esperanza en su sitio?
Un hombre ensimismado cae al suelo.
¿Quién podrá borrar el mundo
para levantar a ese hombre?
El mundo del hombre cae al suelo.
¿Quién podrá seguir mirando
con la mirada vacía?
[44]
Het gezicht van een mens valt op de grond.
Wie zou het kunnen oprapen
en met dit gezicht
de papieren valkuilen ontlopen?
De schreeuw van een mens valt op de grond.
Wie zou hem kunnen terughalen
en via zijn code
de verdwenen talen ontcijferen?
De hoop van een mens valt op de grond.
Wie zou een ander mens kunnen maken
en de hoop opnieuw
op zijn plaats zetten?
Een in zichzelf gekeerd mens valt op de grond.
Wie zou de wereld kunnen uitwissen
om die mens omhoog te helpen?
De wereld van de mens valt op de grond.
Wie zou kunnen blijven kijken
met lege blik?
pag 84-85
[12]
Dormir es otra forma de pensar.
Pensar es otra forma de soñar.
Soñar es otra forma de no ser.
No ser es otra forma de existir.
La rueda gira y gira.
Los caminos se enrollan
alrededor de la rueda
y la rueda se los lleva
como empolvadas cintas.
La rueda gira y gira,
pero ya no hay camino.
(a Roger Meunier)
[12]
Slapen is een andere vorm van denken.
Denken is een andere vorm van dromen.
Dromen is een andere vorm van niet zijn.
Niet zijn is een andere vorm van bestaan.
Het wiel draait en draait.
De wegen rollen zich op
rond het wiel
en het wiel neemt ze mee
als stoffige linten.
Het wiel draait en draait,
maar er is geen weg meer.
(voor Roger Meunier)
pag 138 – 139
[IV/14]
Todo pozo es una entrada al abismo.
No importa que tenga fondo
o aparente tenerlo:
un pozo es siempre la apertura a lo sin fondo.
Espacio para caer o para hundir,
textura diferente del espacio,
tiene el pozo una connivencia
secreta con el hombre.
Y aunque se lo rellene,
aunque se plante en él un árbol
o se afirme un cimiento,
todo pozo resulta irrevocable:
Su corregido espacio
no será nunca el mismo.
¿No será acaso un pozo
el fundamento de todo?
¿No será todo un pozo?
[IV/14]
Elke put geeft toegang tot de afgrond.
Het doet er niet toe of hij een bodem heeft
of de indruk wekt die te hebben:
een put is altijd de opening naar het bodemloze.
Ruimte om in te vallen of te verzinken,
afwijkende textuur van de ruimte,
de put heeft een geheime
overeenkomst met de mens.
En al wordt hij volgegooid,
wordt er een boom in geplant
of een stevige basis in gemaakt,
elke put blijkt definitief:
zijn gecorrigeerde ruimte
zal nooit dezelfde zijn.
Een put zal toch niet
het fundament van alles zijn?
Alles zal toch niet een put zijn?
pag 176-177
[13]
Traductor de la luz,
el ojo traduce también el pensamiento.
En el punto de encuentro
de las dos traducciones
se interrumpe un abismo
y se inaugura otro.
También los abismos se traducen entre sí,
como si fueran ojos todavía más abiertos.
[13]
Het oog, vertaler van het licht,
vertaalt ook de gedachte.
Op het ontmoetingspunt
van de twee vertalingen
wordt een afgrond onderbroken
en begint de volgende.
Ook afgronden vertalen elkaar,
alsof ze nog wijder geopende ogen waren.
pag 204-205
