Preisung 42
Vertaling: Martin Buber en Franz Rosenzweig
1 Des Chormeisters,
eine Eingebungsweise der Korachsöhne.
2 Wie die Hinde lechzt
an Wasserbetten,
so lechzt meine Seele,
Gott, nach dir.
3 Meine Seele dürstet
nach Gott, nach dem lebenden Gottherrn:
wann darf ich kommen,
mich sehn lassen vor Gottes Antlitz?
4 Meine Träne ist mir Brot worden
tages und nachts,
da man all den Tag zu mir spricht:
Wo ist dein Gott?
5 dieses will ich gedenken
und ausschütten meine Seele in mir:
wie im Schwarme ich zog,
voran wallte zu Gottes Haus
mit der Stimme Jubels und Danks,
im Rauschen des Festreihns.
6 Was versenkst du dich, meine Seele,
und rauschest in mir!
Harre auf Gott!
ja, noch werde ich ihm danken
seines Antlitzes Befreiungen,
meinem Gott.
7 In mir versenkt sich meine Seele,
drum daß ich gedenke dein
vom Lande des Jordan,
der Hermonsgipfel
vom Geringen Berg:
8 Wirbel ruft dem Wirbel
beim Hall deiner Rinnen,
all deine Brandungen,
deine Wogen,
über mich sind sie gefahren. –
9 Tags, daß seine Huld ER entbiete,
und nachts bei mir ist sein Sang,
Gebet zum Gottherrn meines Lebens.
10 Ich spreche zu meinem göttlichen Fels:
Warum hast du mich vergessen?
warum muß ich düsterfarb gehn
in der Umklammrung des Feinds?
11 Mit Mordqual mir ins Gebein
höhnen mich meine Bedränger,
da sie all den Tag zu mir sprechen:
Wo ist dein Gott?
12 Was versenkst du dich, meine Seele,
was rauschest du in mir!
Harre auf Gott!
ja, noch werde ich ihm danken –
meines Antlitzes Befreiungen,
ihm, meinem Gott.

Psalm 42 (basisbijbel vertaling)
1 Voor de leider van het koor. Een lied voor de Korachieten, om iets van te leren.
2 Zoals een hert hevig verlangt naar water,
zo verlang ik hevig naar U, God.
3 Ik heb dorst naar U, de levende God.
Wanneer zal ik weer bij U komen?
Wanneer zal ik weer vóór U mogen staan?
4 Dag en nacht huil ik.
Ik eet niets anders dan mijn tranen.
Want aldoor zeggen de mensen tegen mij:
“Waar is nu die God van jou?”
5 Ik moet er weer aan denken
hoe ik samen met heel veel anderen naar uw heiligdom ging.
Ik ging voorop en we jubelden en juichten.
We vierden met z’n allen feest.
6 Ik zeg tegen mezelf:
“Waarom ben je zo treurig?
Waarom ben je zo onrustig?
Vertrouw op God!
Hem zal ik prijzen.
Hij is mijn Redder, Hij is mijn God!”
7 Ik voel me erg verdrietig.
Daarom denk ik aan U,
hier in het gebied van de Jordaan
en de Hermonbergen vér van uw huis.
8 Golf na golf slaat over mij heen.
Bruisend en schuimend
spoelen uw golven over mij heen.
9 Toch houdt de Heer elke dag van mij.
Elke nacht heb ik een lied in mijn binnenste.
Dat lied is een gebed tot de God die mijn leven leidt.
10 Ik zeg tegen Hem: “U bent de rots onder mijn voeten.
Waarom bent U mij vergeten?”
Waarom maken mijn vijanden me het leven zo moeilijk?
Ik loop in zwarte kleren vanwege alle ellende.
11 Mijn vijanden zeggen aldoor tegen me:
“Waar is nu die God van jou?”
Hun haat is als een messteek in mijn hart.
12 Ik zeg tegen mezelf:
“Waarom ben je zo treurig?
Waarom ben je zo onrustig?
Vertrouw op God!
Hem zal ik prijzen.
Hij is mijn Redder, Hij is mijn God!”
https://www.basisbijbel.nl/boek/psalmen/42

Psalm 42 (online bijbelvertaling)
1
’t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar ’t genot
Van de frisse waterstromen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja, mijn ziel dorst naar den Heer’;
God des levens, ach, wanneer
Zal ik naadren voor Uw ogen,
In Uw huis Uw Naam verhogen?
2
‘k Heb mijn tranen, onder ’t klagen,
Tot mijn spijze, dag en nacht;
Daar mij spotters durven vragen;
“Waar is God, dien gij verwacht?”,
Mijn benauwde ziel versmelt,
Als zij zich voor ogen stelt,
Hoe ik onder stem en snaren,
Feest hield met Gods blijde scharen.
3
O mijn ziel, wat buigt g’ u neder?
Waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust;
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwisslen in geluk.
Hoop op God, sla ’t oog naar boven;
Want ik zal Zijn Naam nog loven.
4
‘k Denk aan U, o God, in ’t klagen,
Uit de landstreek der Jordaan.
Van mijn leed doe ‘k Hermon wagen;
‘k Roep van ’t klein gebergt’ U aan.
‘k Zucht, daar kolk en afgrond loeit,
Daar ’t gedruis der waatren groeit,
Daar Uw golven, daar Uw baren
Mijn benauwde ziel vervaren.
5
Maar de Heer’ zal uitkomst geven,
Hij, die ’s daags Zijn gunst gebiedt.
‘k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
‘k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot den God mijns levens heffen.
6
‘k Zal tot God, mijn steenrots, spreken:
“Waarom, Heer’, vergeet Gij mij?
‘k Ga in ’t zwart, door rouw bezweken,
Om mijns vijands dwinglandij,
Die mij hoont, mij ’t hart doorboort,
Dat gestaag deez’ lastring hoort:
Waar is God, op Wien gij bouwdet,
En aan Wien g’ uw zaak vertrouwdet?”
7
O mijn ziel, wat buigt g’ u neder?
Waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust;
Menigwerf heeft Hij uw druk
Doen verandren in geluk;
Hoop op Hem, sla ’t oog naar boven.
Ik zal God, mijn God, nog loven.
http://www.online-bijbel.nl/psalm/42/

Psalmen 42 (Statenvertaling)
1 Een onderwijzing, voor den opperzangmeester,
onder de kinderen van Korach.
2 Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen,
alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
3 Mijn ziel dorst naar God,
naar den levenden God;
wanneer zal ik ingaan,
en voor Gods aangezicht verschijnen?
4 Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht;
omdat zij den gansen dag tot mij zeggen:
Waar is uw God?
5 Ik gedenk daaraan, en stort mijn ziel uit in mij,
omdat ik placht heen te gaan onder de schare,
en met hen te treden naar Gods huis,
met een stem van vreugdegezang en lof,
onder de feesthoudende menigte.
6 Wat buigt gij u neder,
o mijn ziel!
en zijt onrustig in mij?
Hoop op God,
want ik zal Hem nog loven
voor de verlossingen Zijns aangezichts.
7 O mijn God! mijn ziel buigt zich neder in mij,
daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan,
en Hermon, uit het klein gebergte.
8 De afgrond roept tot den afgrond,
bij het gedruis Uwer watergoten;
al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan.
9 Maar de HEERE zal des daags
Zijn goedertierenheid gebieden,
en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn;
het gebed tot den God mijns levens.
10 Ik zal zeggen tot God:
Mijn Steenrots!
waarom vergeet Gij mij?
Waarom ga ik in het zwart,
vanwege des vijands onderdrukking?
11 Met een doodsteek in mijn beenderen
honen mij mijn wederpartijders,
als zij den gansen dag tot mij zeggen:
Waar is uw God?
12 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel!
en wat zijt gij onrustig in mij?
Hoop op God,
want ik zal Hem nog loven;
Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts,
en mijn God.
https://www.statenvertaling.net/bijbel/psal/42.html

Psalm 42 – Nieuwe psalmberijming 1973 – Bijbelbox
1.
Evenals een moede hinde
naar het klare water smacht,
schreeuwt mijn ziel om God te vinden,
die ik ademloos verwacht.
Ja, ik zoek zijn aangezicht,
God van leven, God van licht.
Wanneer zal ik Hem weer loven,
juichend staan in zijn voorhoven ?
2.
Tranen heb ik onder ’t klagen
tot mijn spijze dag en nacht
als mijn haters honend vragen:
“Waar is God dien gij verwacht ?”
Ik gedenk hoe ik vooraan
in de reien op mocht gaan,
om mijn dank Hem op te dragen
in zijn Huis op hoogtijdagen.
3.
Hart, onrustig, vol van zorgen,
vleugellam geslagen ziel,
hoop op God en wees geborgen.
Hij verheft wie nederviel.
Eens verschijn ik voor den Heer,
vindt mijn ziel het danklied weer.
Hij mijn God, Hij heeft mijn leven
dikwijls aan de dood ontheven.
4.
Zie, gekerkerd in verlangen,
balling ver van waar Gij woont,
houden bergen mij gevangen,
waar uw heerlijkheid niet troont.
Watervloed roept watervloed.
Aller diepten euvelmoed
heeft mij met geweld bedolven:
al uw baren, al uw golven !
5.
Laat zijn trouw de dag verblijden
en zijn lied de duisternis.
Tot Hem roep ik in mijn lijden,
die de God mijns levens is:
Vaste grond van mijn bestaan,
waarom ziet Gij mij niet aan ?
Moet ik onder ’s vijands slagen
thans dit somber rouwkleed dragen ?
6.
God, dit zal mijn hart doorboren,
dit gaat mij door merg en been –
van mijn vijand moet ik horen:
“God is ver, gij staat alleen !”
Honend vraagt men dag en nacht:
“Waar is God, dien gij verwacht ?”
In verdrukking moet ik leven,
door mijn vijanden omgeven.
7.
Hart, onrustig, vol van zorgen,
vleugellam geslagen ziel,
hoop op God en wees geborgen.
Hij verheft wie nederviel.
Eens verschijn ik voor den Heer,
vindt mijn ziel het danklied weer:
Hij, mijn God, Hij heeft mijn leven
altijd aan de dood ontheven.
https://www.bijbelbox.nl/psalmen1973/psalm-42

Psalm 42 Verlangen naar God (Herziene Statenvertaling)
1 Voor de koorleider, een onderwijzing van de zonen van Korach.
2 Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen,
zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
3 Mijn ziel dorst naar God,
naar de levende God.
Wanneer zal ik binnengaan
om voor Gods aangezicht te verschijnen?
4 Mijn tranen zijn mij tot voedsel,
dag en nacht,
omdat zij de hele dag tegen mij zeggen:
Waar is uw God?
5 Hieraan denk ik
en ik stort mijn ziel in mij uit:
hoe ik meeging in de stoet
en met hen optrok naar Gods huis,
onder luide vreugdezang en lofliederen:
een feestvierende menigte.
6 Wat buigt u zich neer, mijn ziel,
en bent u onrustig in mij?
Hoop op God, want ik zal Hem weer loven
voor de volkomen verlossing van Zijn aangezicht.
7 Mijn God, mijn ziel buigt zich neer in mij,
daarom denk ik aan U
vanuit het land van de Jordaan en het Hermongebergte,
vanuit het laaggebergte.
8 Watervloed roept tot watervloed,
terwijl Uw waterkolken bruisen;
al Uw baren en Uw golven
zijn over mij heen gegaan.
9 Maar de HEERE zal overdag Zijn goedertierenheid gebieden;
’s nachts zal Zijn lied bij mij zijn,
een gebed tot de God van mijn leven.
10 Ik zeg tegen God:
Mijn rots, waarom vergeet U mij?
Waarom ga ik in het zwart gehuld,
door de onderdrukking van de vijand?
11 Met een doodsteek in mijn beenderen
honen mijn tegenstanders mij,
omdat zij de hele dag tegen mij zeggen:
Waar is uw God?
12 Wat buigt u zich neer, mijn ziel,
en wat bent u onrustig in mij?
Hoop op God, want ik zal Hem weer loven;
Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.