Thomas Merton: geestelijk dagboek maart

 

Thomas Merton, Wegen naar het paradijs. Een dagboek van wijsheid en geloof, 2001 (Lannoo/Ten Have)

1 maart
HET KLARE LIED VAN EEN VOGEL
Het houdt op met regenen en het klare lied van een vogel verkondigt het verschil tussen de hemel en de hel.
INMI-224)
Met zijn kreet, scherp als een dolk, verschrikt de specht alle kleinere vogels, toch is hij volkomen goedaardig en onschadelijk. De prachtige ijsvogel daarentegen ratelt in een verblinde vlucht, als een onheilspellende vogel. Zo vrezen wij de schoonheid!
2 maart
DE STILTE IS DE KRACHT VAN ONS INNERLIJK LEVEN
We ontvangen Christus’ stilte in ons hart als we eerst, met ons hart, ons geloof uitspreken. In de stilte en de hoop ontwikkelen we onze verlossing. De stilte is de kracht van ons innerlijk leven. De stilte dringt door in de echte kern van ons morele zijn; als we dus geen stilte hebben, hebben we ook geen moraal. De stilte treedt op mysterieuze wijze binnen in het geheel van deugden en behoedt hen voor verderf. Met de ‘stilte’ van de deugd bedoel ik de liefde die iedere deugd een bovennatuurlijk leven moet geven en die ‘stil’ is omelat ze geworteld is in God. Zonder deze stilte zijn onze deugden slechts geluid, uitwendig lawaai, en openbaren ze slechts wat niets is. De deugden openbaren hun eigen innerlijke liefde, die haar eigen ‘stilte’ heeft. Deze stilte verbergt een persoon: Christus, zelf verborgen, want uitgesproken in de stilte van de Vader.
3 maart
IN DE STILTE VAN HET BOS
Als je tong zwijgt, kun je rusten in de stilte van het bos. Als je verbeelding zwijgt, spreekt het bos je toe en vertelt je over je eigen onwerkelijkheid en over de werkelijkheid van God. Maar als je geest zwijgt, wordt het bos plotseling groots en werkelijk en ademt het zichtbaar de werkelijkheid van God: want nu weet ik dat de schepping, die Hem eerst scheen te openbaren in concepten en Hem daarna, in dezelfde concepten, scheen te verbergen, ten slotte in Hem wordt geopenbaard, in de Heilige Geest. En wij, die in God zijn, ontdekken dat we in Hem verenigd zijn met alles wat uit Hem voortkomt. Dit is gebed en dit is heerlijkheid!
4 maart
VAN DE WANHOOP DE WOESTIJN IS DE WOONPLAATS
De woestijn is de woonplaats van de wanhoop en vandaag de dag is de wanhoop overal. We moeten niet denken dat onze innerlijke eenzaam bestaat in het aanvaarden van de nederlaag. We kunnen niets ontvluchten door stilzwijgend in te stemmen met onze nederlaag. De woestijn is een bodemloze afgrond. Denk niet dat je hem zult dempen door in te stemmen en daarna te vergeten dat je instemde.
Dit dan is onze woestijn: te leven met de wanhoop voor ogen, zonder ermee in te stemmen. De wanhoop te vertrappen met de hoop op het kruis. Zonder ophouden oorlog voeren tegen de wanhoop, dat is onze woestijn. Als we de strijd moeten voeren, zullen we Christus aan onze zijde vinden. Als we dit niet aankunnen, zullen we Hem nooit vinden.
5 maart
IN DE WOESTIJN
De woestijnvaders geloofden dat de woestijn geschapen was als bijzonder waardevol in Gods ogen, juist omdat hij geen waarde had voor de mensen. Dit braakland kon nooit door mensen worden verwoest omdat het hun niets te bieden had. Er was daar niets dat hen aantrok, niets dat ze konden exploiteren. De woestijn was het gebied waarin het uitverkoren volk veertig jaar lang had rondgezworven, alleen door God in leven gehouden. Ze hadden het beloofde land al na enkele maanden kunnen bereiken als ze er rechtstreeks naartoe gereisd waren. Gods plan was echter dat ze Hem zouden leren beminnen in de woestijn en dat ze zich die tijd in de woestijn altijd zouden blijven herinneren als de mooiste tijd van hun leven met Hem alleen.
De woestijn werd slechts geschapen om woestijn te zijn, niet om door de mensen te worden omgevormd tot iets anders. Zo was het ook met de bergen en de zeeën. Daarom is de woestijn de logische verblijfplaats voor de mens die ernaar verlangt niets anders dan zichzelf te zijn, eenzaam en arm, alleen afhankelijk van God, zonder grote projecten die tussen hem en zijn Schepper staan.
6 maart
MET CHRISTUS DE WOESTIJN IN TREKKEN
In de woestijn van eenzaamheid en leegte blijken de angst voor de dood en de behoefte aan zelfbevestiging slechts denkbeeldig te zijn. Als men dit beseft is de angst wellicht nog niet overwonnen, maar wordt hij aanvaardbaar en begrijpelijk. Zo worden, in het hart van de angst, de gaven van vrede en begrip gevonden: niet zomaar in de persoonlijke verlichting en bevrijding, maar door inzet en empathie, want de contemplatief moet de universele pijn en het onontkoombare gegeven dat de mens sterfelijk is op zich nemen. In plaats van zich in zichzelf op te sluiten, wordt de eenzame mens dus iedere mens. Hij woont in de eenzaamheid, de armoede en de ontreddering van iedere mens.
Op die manier volgt de kluizenaar Christus na. Want in Christus eigent God zich de eenzaamheid en de haveloosheid van de mens, van iedere mens, toe. Vanaf het moment dat Christus de woestijn in trok om bekoord te worden, werden de eenzaamheid, de bekoring en de honger van iedere mens de eenzaamheid, de bekoring en de honger van Christus. Maar in ruil hiervoor kan de gave van de waarheid, waarmee Christus de bekoringen (de illusie van zekerheid, faam en macht) verdreef, onze eigen waarheid worden, als we haar maar willen aanvaarden.
7 maart
VOORBIJ ELKE HORIZON
De ware eenzaamheid is niet iets buiten jezelf, niet de afwezigheid van mensen of geluid om je heen; het Is een afgrond die zich opent in de kern van je ziel. En die afgrond van innerlijke eenzaamheid is een honger, die nooit door enige geschapen ding kan worden gestild. De enige manier om de eenzaamheid is door honger en dorst en verdriet en armoede en verlangen; en de mens die de eenzaamheid heeft gevonden, is leeg alsof hij werd geledigd door de dood.
Hij is voorbij elke horizon. Er is geen richting meer waarin hij verder kan reizen. Dit is een land waarvan het middelpunt overal ligt en waarvan de omtrek nergens is. Je zult dit land niet vinden door op reis te gaan, maar door stil te blijven staan.
8 maart
SAMEN DE STILTE IN
Zij die God liefhebben zouden moeten proberen een sfeer te bewaren of te scheppen waarin Hij gevonden kan worden. Christenen zonden rustige huizen moeten hebben. Gooi je televisie eruit, in dien nodig – niet iedereen hoeft dat te doen, alleen zij die dergelijke dingen ernstig nemen. Radio’s zijn nutteloos. Blijf weg uit de bioscoop – ik wou niet zeggen, ‘bij wijze van boetedoening’, maar wegblijven uit de bioscoop komt me meer voor als een genoegen dan als boete. Vorm misschien zelfs kleine agrarische gemeenschappen zonder radio’s enzovoort.
Laten zij die een beetje stilte aankunnen anderen zoeken die van stilte houden, om stilte en vrede voor elkaar te scheppen. Laten ze hun kinderen leren niet zo te schreeuwen. Kinderen zijn van nature rustig – als ze met rust worden gelaten en niet voortdurend van de wieg af aangemoedigd worden om burgers te worden van een land waarin iedereen schreeuwt en wordt toegeschreeuwd.

9 maart
EEN PARADIJS VOOR GOD EN VOOR ONS
Heel de natuur is gemaakt om ons te doen denken aan het paradijs. De bossen, de velden, de dalen, de heuvels, de rivier en de zee, de wolken die door de hemel varen, het licht en de duisternis, de zon en de sterren herinneren ons eraan dat de wereld eerst geschapen werd als een paradijs voor de eerste Adam, en dat de wereld ondanks zijn en onze zonde opnieuw een paradijs zal zijn als we allen uit de dood opgewekt zullen worden, in de tweede Adam. Nu al wordt de hemel weerspiegelt in de geschapen dingen. Al Gods schepselen nodigen ons uit onze nutteloze bezorgdheid te vergeten en binnen te treden in ons hart, waar God voor Zichzelf en voor ons Zijn paradijs heeft gemaakt. Als God dan in ons woont en van onze ziel Zijn paradijs heeft gemaakt, kan ook de wereld om ons heen worden zoals die voor Adam bedoeld was: Zijn paradijs. Maar als we het paradijs buiten ons zoeken, kan het niet in ons hart zijn. Als er geen vrede in ons is, kan er ook in wat ons omringt geen vrede zijn. Alleen hij die zich nergens aan vastklampt, ontdekt dat de schepselen zijn vrienden zijn. Als hij zuiver is, spreken ze tot hem over God.
10 maart
VAN DE SCHEPPING HOUDEN OMWILLE VAN GOD
Omdat we, voorbij en boven alle dingen, van God alleen houden, en omdat onze liefde ons toont dat Hij de goedheid van alle dingen ver overtreft, worden we onverschillig voor alles wat niet God is. Maar tegelijk doet onze liefde ons in God zelf de goedheid en de werkelijkheid ontdekken van alle dingen die we om Gods wil hebben verzaakt. We herkennen Hem dan juist in die dingen en herontdekken ze in Hem.( … ) Alleen als we niet gehecht zijn aan de geschapen dingen kunnen we beginnen ze te waarderen om hun juiste, intrinsieke waarde. Alleen als ze ons ‘onverschillig’ laten, kunnen we er werkelijk van gaan houden. De onverschilligheid die ik bedoel, is dus geen onverschilligheid voor de dingen zelf, maar voor het effect dat ze op ons leven hebben. De mens die zichzelf meer liefheeft dan God, bemint de dingen en de mensen meer dan goed voor hem is. Zijn zelfzuchtige liefde heeft de neiging hen te vernietigen, hen te verspillen, hen in zichzelf op te nemen. Zijn liefde voor hen is slechts één aspect van zijn egoïsme.( … )
De mens die God meer liefheeft dan zichzelf, is ook in staat van personen en dingen te houden om het goede dat ze bezitten in God. Hij bemint de eer die ze brengen aan God, want die eer is de weerspiegeling van de goedheid die Hij aan Zijn schepselen heeft gegeven. Zo iemand is onverschillig voor de impact van de dingen op zijn leven. Hij ziet de dingen slechts met betrekking tot Gods heerlijkheid en Gods wil.
11 maart
DE LELIES VAN HET VELD
We moeten onthecht zijn van gezondheid en zekerheid, van plezier en bezit, van mensen en plaatsen, van voorwaarden en dingen. We moeten onverschillig zijn tegenover het leven zelf en, zoals het Evangelie het voorschrijft, leven als de lelies van het veld… Wie van ons kan met zekerheid zeggen dat hij al begonnen is zo te leven?
12 maart
EEN LOUTERENDE VUURPROEF
Laat niemand hopen in de contemplatie een uitweg te vinden uit conflicten, angst of twijfel. Integendeel, de diepe, onuitsprekelijke zekerheid van de contemplatieve ervaring wekt een tragische angst op en roept in de diepten van het hart veel vragen op, als wonden die blijven bloeden. Voor elke groei van deze diepe zekerheid is er een corresponderende groei van oppervlakkige ‘twijfel’. Deze twijfel druist geenszins in tegen het oprechte geloof, maar onderzoekt en bevraagt, op meedogenloze wijze, het valse, dagelijkse ‘geloof’, het menselijke geloof dat slechts een opinie is … Deze kwelling is een soort vuurproef die ons ertoe dwingt alle vooroordelen en opvattingen die we tot nu toe aannamen als dogma’s te onderzoeken, te bevragen en ten slotte te verwerpen in hetzelfde licht van de onzichtbare waarheid dat ons bereikte in de duistere straal van de contemplatie … Wat een holocaust: deze voortdurende brandstapel waarop oude, versleten woorden, gemeenplaatsen, slogans en mooie redeneringen tot as worden herleid! Het ergste is dat zelfs schijnbaar heilige opvattingen mee worden vernietigd met de rest. Het is een vreselijke beeldenstorm, een tempelreiniging, opdat geen enkele afgod meer zou overblijven op de plaats die God voorbestemd had om leeg te zijn: het centrum, het existentiële altaar dat alleen maar ‘is’. Ten slotte moet de contemplatief de pijn en de angst doorstaan niet meer te weten wat God is. Misschien beseft hij dan wel dat dit een groot winstpunt is, want God is geen wat, geen ‘ding’. Hij is een zuivere Wie. Hij is de ‘Gij’ voor Wie ons innerlijkste ‘ik’ tot totaal bewustzijn ontluikt.

13 maart
ZAADKORRELS VAN CONTEMPLATIE
Ieder ogenblik, iedere gebeurtenis in het leven van iedere mens plant iets in zijn ziel. Want net zoals de wind duizenden gevleugelde zaden draagt, zo brengt elk ogenblik kiemen van geestelijke vitaliteit mee die ongemerkt blijven rusten in de geest en de wil van mensen. Het meredeel van deze ontelbare zaden gaat verloren en sterft, omdat de mensen niet bereid zijn ze te ontvangen, want deze zaadjes kunnen alleen maar ontkiemen in de goede aarde van vrijheid, spontaniteit en liefde. (…)
We moeten leren inzien dat Gods liefde ons in elke situatie zoekt. Hij zoekt het goede in ons. Zijn ondoorgrondelijke liefde zoekt ons ontwaken. Het is waar dat wij, omdat wij dit ontwaken een soort sterven van ons uitwendige zelf inhoudt, Zijn komst zullen vrezen in de mate dat wij ons hebben geïdentificeerd met en vasthouden aan dit uitwendige zelf. Maar als we de dialectiek van leven en dood begrijpen, zullen we ook de risico’s kunnen aanvaarden die het geloof meebrengt, en zullen we de keuzes durven maken die ons vrijmaken van ons routineuze zelf. Het zal een nieuwe mens van ons maken en ons een nieuwe werkelijkheid doen ontdekken.
14 maart
GODS LIEFDE
Het is Gods liefde die mij verwarmt in de zon en het is Zijn liefde die de koude regen zendt. Het is Gods liefde die mij voedt met het brood dat ik eet en mij ook door honger en vasten voedt. Het is Gods liefde die de winterdagen zendt als ik het koud heb en ziek ben; en ook de hete zomer als ik zwoeg en mijn kleren nat zijn van het zweet. Maar het is ook God die over mij ademt met de zachte rivierwind en de koele bries uit het bos. Zijn liefde spreidt de schaduw van de plataan over mijn hoofd en zendt de waterdrager naar het tarweveld met een emmer van de bron, terwijl de landarbeiders rusten en de muilezels onder de bomen staan.
Het is Gods liefde die tot mij spreekt in de vogels en de stormen; maar ook in het runoer van de stad kan God mij toespreken, en al deze dingen zijn zaad die Zijn wil mij toestuurt. Als deze zaden wortel zouden schieten in mijn vrijheid en daardoor Zijn wil in mij zouden doen groeien, zou ik liefde worden zoals Hij en mijn oogst zou Zijn glorie en mijn vreugde worden.
15 maart
VREUGDEVOL
Mijn voornaamste zorg moet niet zijn: genot of succes, gezondheid of leven, of geld of rust te vinden, en evenmin deugd of wijsheid, en nog minder het tegengestelde, zoals lijden, tegenslag, ziekte en dood. In alles wat mij overkomt moeten mijn einige verlangen en mijn enige vreugde erin bestaan te weten: ‘dit heeft God voor mij gewild. Hierin vind ik Zijn liefde, en door dit te aanvaarden kan ik Hem Zijn eigen liefde en ook mezelf teruggeven. Want door mezelf aan Hem te schenken zal ik Hem vinden en Hij is het eeuwige leven.’
Door vreugdevol Zijn wil te aanvaarden en die met blijdschap te volbrengen, draag ik Zijn liefde in mijn hart, omdat mijn wil nu hetzelfde is geworden als Zijn liefde en ik op weg ben te worden wat Hij is: liefde.
16 maart
HET HUWELIJK VAN LICHAAM EN ZIEL
Het ‘valse zelf’ moet niet geïdentificeerd worden met het lichaam. Het lichaam is noch slecht, noch denkbeeldig. Het heeft een door God geschonken realiteit en is daarom heilig. Daarom mogen we terecht, met een symbool, zeggen dat het lichaam de ‘tempel van God’ is. Dit betekent dat Zijn waarheid, Zijn volmaakte realiteit geborgen is in het mysterie van ons eigen bestaan. Niemand mag dus het lichaam haten of verwaarlozen of misbruiken. We mogen onze natuurlijke eenheid niet ontwijden door lichaam en ziel op te splitsen, alsof de ziel goed zon zijn en het lichaam slecht. Lichaam en ziel bestaan samen in de realiteit van de verborgen, innerlijke persoonlijkheid. Indien de twee van elkaar worden gescheiden, kan er geen sprake meer zijn van een menselijke persoonlijkheid en evemin van een levende, bestaande realiteit geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Het ‘huwelijk’ van lichaam en ziel in één persoon is een van de dingen waardoor de mens het beeld is van God; en wat God heeft verenigd, kan de mens niet scheiden zonder het gevaar te lopen zijn geestelijke gezondheid te verliezen.

17 maart
VERLOREN IN HEM VIND IK MEZELF
Er bestaat een punt waar ik God kan ontmoeten in een werkelijk en ervaarbaar contact met Zijn oneindige werkelijkheid. Dit is de ‘plaats’ van God, Zijn heiligdom -het is het punt waar mijn toevallige bestaan afhangt van Zijn liefde. In mezelf is een metaforisch, hoogste punt van bestaan, waar ik in leven word gehouden door mijn Schepper. God spreekt mij uit als een woord, dat een deel bevat van Zijn gedachte over Zichzelf. Een woord zal nooit in staat zijn de stem te begrijpen die het uitspreekt. Maar als ik trouw ben aan het concept dat God spreekt in mij, als ik trouw ben aan Zijn gedachte, die ik zou moeten belichamen, zal ik vol zijn van Zijn werkelijkheid en Hem overal in mezelf vinden, en mezelf nergens vinden. Ik zal in Hem verloren zijn, dat betekent: ik zal mezelf vinden. Ik zal ‘gered’ zijn.
18 maart
VERTROUWVOL WACHTEN OP GOD
Dit is God op volmaakte wijze zoeken: mij onttrekken aan illusie en genot, aan wereldse angsten en begeerten, aan de werken die God niet verlangt, aan een eer die slechts menselijk vertoon is. Het is mijn geest vrijhouden van verwarring, zodat mijn vrijheid steeds Zijn wil kan volbrengen. Het is de stilte in mijn hart bewaren en luisteren naar de stem van God. Mijn intellect vrijhouden van de beelden van geschapen dingen, om het verborgen contact met God in duistere liefde te kunnen ontvangen. Het is alle mensen beminnen als mezelf. Het is rusten in de nederigheid en mijn rust vinden in het afzien van conflict en competitie met anderen. Het is ruzie vermijden, mij ontdoen van de zware last van het oordelen en veroordelen, en van alle opvattingen die ik niet verplicht ben te torsen. Een wil hebben die altijd bereid is zich terug te trekken in zichzelf en die alle krachten van de ziel uit zijn diepste kern kan trekken om stil en rustig de komst van God te verwachten, vol vertrouwen, moeiteloos, geconcentreerd op het punt waar ik van Hem afhankelijk ben. Het is alles wat ik ben, alles wat ik ooit kanlijden en alles wat ik heb of doe verzamelen en aan God overlaten met de overgave van een volmaakte liefde en een blind geloof en een zuiver vertrouwen in Hem, om Zijn wil te doen … En dan in vrede wachten, ontledigd van alle dingen en alle dingen vergeten. Het is goed in stilte Gods heil te verbeiden.

19 maart
SAMEN ÉÉN IN HEM
De ultieme volmaaktheid van het contemplatieve leven is geen hemel van afzonderlijke individuen, ieder met zijn privégodsvisioen. Het is een zee van liefde die stroomt door het ene lichaam van alle uitverkorenen, van alle engelen en heiligen;
en hun contemplatie zou onvolledig zijn als die niet werd gedeeld met zwakkere zielen, of met geesten die tot minder schouwen en minder vreugde in staat zijn.
Ik zal meer vreugde vinden in de hemel en in het schouwen van God als ook jij daar zult zijn om met mij in die vreugde te delen; en hoe meer er zullen zijn om erin te delen, hoe groter de vreugde zal zijn voor ons allen. Want contemplatie is niet volkomen volmaakt als zij niet wordt gedeeld. We proeven de verrukking van Gods heerlijkheid niet ten volle als we die oneindige gave niet delen, hem niet overvloedig meedelen aan de hele hemel, als we God niet herkennen in al die anderen die daar zijn. God is immers ons allen één in Hem. Ook hier op aarde is dit zo, maar op een duistere manier. Wij kunnen die eenheid nog niet echt begrijpen en genieten,
behalve in de duisternis van het geloof. Maar ook hier op aarde zijn wij reeds meer met elkaar verenigd naarmate wij meer met God zijn verenigd. De stilte van de contemplatie is een diep, rijk en oneindig samenzijn, niet alleen met God maar ook
met mensen.

20 maart
CONTEMPLATIE IS GEEN ISOLEMENT
De contemplatief is niet in zichzelf geïsoleerd, veel meer is hij door de nederigheid en de zuiverheid van hart, bevrijd van zijn oppervlakkige en van eigenwaan vervulde zelf. Niets kan hem dus nog beletten de ander te beminnen in alle eenvoud en nederigheid.
21 maart (H. Benedictus van Nursia)
DE EERSTE DAG VAN DE LENTE
Dikke sneeuwvlokken vallen en dwarrelen overal rond. Maar als er geen wind is, vallen ze zo langzaam dat het lijkt of ze vastbesloten zijn om op de grond te vallen. En als ze de grond raken, verdwijnen ze volledig. Dan verschijnt voor een ogenblik de bleke zon, hij schijnt onzeker op het gras, het karrenwiel, de lichte blokken pijnhout, het roestbruine veld, de omheining, de vallei. Het is Sint-Benedictus, de eerste dag van de lente.
22 maart
IN MIJ EN JOU VIND IK DEZELFDE CHRISTUS
Hoe meer wij alleen zijn, hoe meer wij samen zijn; en hoe meer wij samen zijn – het echte samenzijn in liefde en niet dat van steden en mensen massa’s- hoe meer wij alleen zijn me t Hem. Want in mijn ziel en in jouw ziel vind ik dezelfde Christus, die ons leven is, en Hij vindt Zichzelf in onze liefde, en samen vinden wij het paradijs, dat het delen van Zijn liefde voor de Vader in de persoon van de Geest is.
23 maart
Vanochtend, nog voor de priemen, vlogen in de vroege morgenlucht drie ouderwetse eendekkers met veel lawaai over de abdij; een grote reiger volgde ze.
24 maart
EEN ZAAD VAN EENZAAMHEID, GEPLANT IN JE HART
Hou je ogen zuiver en je oren rustig en je geest sereen. Adem Gods lucht in. Werk, als het kan, in de open lucht, onder Zijn hemel.
Maar als je in de stad moet leven en werken tussen machines, als je de metro moet nemen, als je moet eten op plekken waar de radio je doof maakt met onbelangrijke en valse nieuwtjes en waar het voedsel onverteerbaar en schadelijk is, en als de sentimenten van de mensen om je heen je vervelen, moet je niet ongeduldig worden, maar dat, uit liefde voor God, aanvaarden als een zaad van eenzaamheid, geplant in je hart. Als dat alles je met ontzetting vervult, zul je je verlangen naar helende stilte en inkeer bewaren. Blijf ondertussen medelijden voelen met hen die gewoonweg vergeten zijn wat eenzaamheid echt is. Jij weet tenminste dat de eenzaamheid bestaat en dat het een bron van vrede en vreugde is. )ij kunt nog hopen op een dergelijke vreugde. Zij zijn zelfs die hoop verloren.
25 maart (Maria Boodschap)
GOD GASTVRIJ ONTHALEN
De leegte, de innerlijke eenzaamheid en vrede, zonder welke wij niet van God vervuld kunnen worden, werden door God aan Maria gegeven. Zij ontving ze opdat zij Hem in de wereld zou kunnen ontvangen door Hem de gastvrijheid te verlenen
van een volmaakt zuivere, stille, rustige en nederige vrouw. Als wij er ooit in slagen ons leeg te maken van het rumoer van de wereld en onze eigen hartstochten, is dat omdat zij dicht bij ons is gekomen en ons laat delen in haar heiligheid en verborgenheid. Zonder haar is onze kennis van Christus slechts speculatief. Maar in haar wordt die kennis ervaring omdat zij alle nederigheid en armoede heeft ontvangen die ook wij nodig hebben om Christus te kennen. Haar heiligheid is de stilte waarin Christus kan worden gehoord en wij kunnen Gods stem horen door haar contemplatie.

26 maart
Toen ik terugkwam van Dom Frederics vijver steeg een groene reiger op uit het water van de duiker onder de straatweg, waar al die braambessenstruiken staan, en vloog recht de wilgenboom in. Ik kon zijn prachtige mahoniekleurige hals zien en zijn kam stond rechtop toen hij naar mij omkeek Zijn poten waren felgeel. Het was wellicht dezelfde reiger die ik enkele dagen geleden, in de verte, over de nachtelijke weide zag vliegen en die toen niet groter leek dan een kraai.
27 maart
Onze geest is als een kraai die alles oppikt wat blinkt, zonder zich erom te bekommeren dat ons nest zeer oncomfortabel wordt met al dat metaal erin.
28 maart
LENTE IN GETHSEMANI
Ik kwam uit de noordelijke vleugel van het klooster en keek uit over het weiland waar de kalfjes gewoonlijk grazen. Er waren geen kalfjes. Maar er was wel een klein, wit veulen. Het rende heerlijk de heuvel op en weer af, met grote, lenige sprongen en vederlicht alsof het vloog. En ineens, midden in zijn vlucht, begon het wild en heerlijk mooi te steigeren. Het slingerde zich opzij, met de wind mee, naar de heuvel toe, om onmiddellijk daarna weer in lichte galop te gaan. Hoe mooi is het leven deze lente!
29 maart
Een dichter keert in zichzelf om te scheppen. De contemplatief keert zich tot God om geschapen te worden.
30 maart
In de nacht van ons technologische barbarendom moeten monniken zijn als stille bomen in de duisternis, die door hun vitale aanwezigheid de lucht zuiveren.
31 maart
JE EIGEN LEVEN LEVEN
Vol te houden dat je iemand bent die je niet bent, is geen nederigheid. Het is dan alsof je zou beweren dat je beter dan God zelf weet wie je bent en wie je zou moeten zijn. Hoe kun je denken dat je het einde van je eigen reis zult bereiken als je de weg inslaat naar de stad van iemand anders? Hoe kun je verwachten je eigen volmaaktheid te bereiken door iemand anders zijn leven te leven? Zijn heiligheid zal nooit de jouwe zijn. Je moet nederig genoeg zijn om in een duisternis waar je volslagen alleen bent je eigen redding te vinden.