IUSTUS IN PERPETUUM VIVET

mystiek
Schuldig landschap?

 

17. IUSTUS IN PERPETUUM VIVET ET APUD DOMINUM EST MERCES EIUS –
BOEK DER WIJSHEID 5, 15

Vandaag wordt in het epistel dit woord gelezen, namelijk wat de Wijze zegt: ‘De rechtvaardige leeft in eeuwigheid.’
Eerder al heb ik verklaard wat een rechtvaardig mens is; maar nu zeg ik het anders, in een andere betekenis: een rechtvaardig mens is hij die in de gerechtigheid is ingevormd en overgevormd. De rechtvaardige leeft in God en God in hem, want God wordt geboren in de rechtvaardige en de rechtvaardige in God; want door iedere deugd van de rechtvaardige wordt God geboren en wordt verblijd door elke deugd van de rechtvaardige, en niet enkel door elke deugd, maar door elke daad van de rechtvaardige, hoc gering die ook is: wat door de rechtvaardige in de gerechtigheid gedaan wordt, daardoor wordt God verblijd en doorblijd; want in Zijn grond blijft geen rest die niet van vreugde wordt doorkitteld. En dit moeten kortzichtige mensen maar geloven, de verlichten kunnen het weten.
De rechtvaardige beoogt met zijn daden niets voor zichzelf; want wie in hun daden zoiets beogen, of handelen om een of ander waarom, zijn knechten en huurlingen. Wil je daarom in de gerechtigheid worden in- en overgevormd, beoog dan in je daden niets en vorm geen waarom in jezelf, noch voor het tijdelijke, noch voor de eeuwigheid, noch beloning, noch zaligheid, noch dit, noch dat; want zulke daden zijn waarlijk allemaal dood. ja, zelfs als je God in je wilt vormgeven en je verricht daartoe allerlei werken, dan zijn die allemaal dood, en je bederft daarmee goede werken; en niet alleen bederf je goede werken, sterker nog, je begaat ook zonde, want je doet precies als een hovenier die een tuin moest aanplanten en daarbij de bomen rooide en dan toch loon wilde hebben. Op die manier bederf je goede werken. En daarom, wil je leven en wil je dat je werken leven, dan moet je ten aanzien van alle dingen afgestorven en tot niets geworden zijn. Het is aan de schepselen eigen dat zij uit iets iets maken; maar het is aan God eigen dat Hij uit niets iets maakt; en daarom, zal God iets in je of met je maken, dan moet je tevoren tot niets geworden zijn. En daarom, ga in tot je eigen grond, en werk daar, en de werken die je daar doet, die zijn alle levend. En daarom zegt de Wijze: ‘De rechtvaardige leeft’, want juist omdat hij rechtvaardig is werkt hij en leven zijn werken.
Nu staat er verder: ‘en zijn loon is bij de Heer’. Daarover in ’t kort dit. Dat er staat ‘bij’ betekent dat het loon daar is waar God zelf is; want de zaligheid van de rechtvaardige en Gods zaligheid is één zaligheid, want de rechtvaardige is daar zalig waar God zalig is. Johannes zegt: ‘Het woord was bij God.’ Hij zegt ‘bij’, en daarom is de rechtvaardige aan God gelijk, want God is de gerechtigheid. En daarom: wie in de gerechtigheid is, is in God en is God.
Nu willen we verder spreken over het woord ‘rechtvaardig’. Er staat niet ‘de rechtvaardige mens’ of ‘de rechtvaardige engel’, er staat enkel ‘de rechtvaardige’. De Vader baart Zijn Zoon als de rechtvaardige en de rechtvaardige als Zijn zoon; want alle deugd van de rechtvaardige en elk werk dat door de deugd van de rechtvaardige verricht wordt is niets anders dan de geboorte van de Zoon door de Vader. En daarom rust God geen moment, maar is Hij er jachtig en gedreven altijd er op uit dat Zijn Zoon in mij wordt geboren, zoals een geschrift zegt: ‘Noch omwille van Sion zwijg ik, noch omwille van Jeruzalem rust ik, totdat de rechtvaardige openbaar wordt en oplicht als een bliksemstraal.’ Sion betekent toppunt van leven, en Jeruzalem toppunt van vrede. Ja, noch omwille van het toppunt van leven, noch omwille van het toppunt van vrede rust God ooit, Hij is er jachtig en gedreven altijd op uit dat de rechtvaardige
openbaar wordt. In de rechtvaardige moet niets werkzaam zijn dan enkel God. Want is het zo dat iets van buitenaf je aanzet tot daden, heus, dan is alles wat je doet dood; en is het zo dat God je van buitenaf aanzet tot handelen, heus, dan zijn al je werken dood. Willen jouw werken leven, dan moet God je inwendig daartoe aanzetten in het innerlijkste van de ziel, willen ze léven; want daar is jouw leven, en daar alleen leef je. En ik zeg: vind je dat de ene deugd groter is dan de andere en
sla je die hoger aan dan de andere, dan heb je haar niet lief zoals ze is in de gerechtigheid, en God werkt in jou nog niet. Want zolang de mens een bepaalde deugd
hoger aanslaat of meer liefheeft, dan heeft hij de deugden niet lief, noch begrijpt hij ze, zoals ze zijn in de gerechtigheid; dan is hij niet rechtvaardig. Want de rechtvaardige begrijpt en beoefent alle deugden in de gerechtigheid zoals ze de gerechtigheid zelf zijn. Een geschrift zegt: ‘Vóór de gemaakte wereld ben ik’ Er staat dat ‘ik ben’ ‘vóór’, dat wil zeggen: daar waar de mens boven de tijd is uitgeheven in de eeuwigheid werkt hij met God samen één werk Vaak wordt de vraag gesteld hoe de mens in staat is die werken te verrichten die God duizend jaar geleden heeft gedaan en over duizend jaar zal hebben gedaan, en het wordt niet begrepen. In de eeuwigheid is geen eerder of later. En daarom is wat duizend jaar geleden gebeurde en wat over duizend jaar zal gebeuren en wat nu gebeurt niets anders dan één in de eeuwigheid. En daarom is wat God duizend jaar geleden deed en schiep en over duizend jaar gedaan en geschapen zal hebben en dat wat Hij nu doet niets anders dan één werk Daarom: de mens die boven de tijd is uitgeheven in de eeuwigheid verricht met God hetgeen God duizend jaar geleden en over duizend jaar heeft verricht. Wie wijs is kan het weten en de kortzichtige moet het geloven.
Paulus zegt: ‘Wij zijn eeuwig uitverkoren in de Zoon.’ Daarom moeten we nooit rusten voordat we datgene worden wat we eeuwig in Hem geweest zijn, want de Vader is er steeds gedreven en jachtig op uit dat wij in de Zoon worden geboren en hetzelfde worden wat de Zoon is. De Vader baart Zijn Zoon, en in dit baren schept de Vader zo’n groot behagen en vindt daarin zo’n rust, dat Hij Zijn hele natuur daarin opgebruikt. Want al wat in God is beweegt Hem ertoe om te baren; ja, vanuit Zijn grond en vanuit Zijn wezen en vanuit Zijn zijn wordt de Vader ertoe aangedreven om te baren.
Soms gaat er een licht op in de ziel, en de mens denkt dat het de Zoon is, en het is slechts een licht. Want waar de Zoon in de ziel openbaar wordt, daar wordt ook de liefde van de Heilige Geest openbaar. Daarom zeg ik: van de Vader is het wezen dat Hij de Zoon baart, van de Zoon is het wezen dat ik in Hem en zoals Hij is geboren word; van de Heilige Geest is het wezen dat ik in Hem word verbrand en volkomen met Hem word samengesmolten en volkomen liefde word.
Wie zo in de liefde is en volkomen liefde is, die gelooft dat God hem alleen liefheeft, en hij kent geen liefde voor of van iemand anders dan voor en van Hem alleen.
Sommige leermeesters zijn van mening dat de geest zijn zaligheid put uit de liefde; sommige anderen dat hij die put uit de aanschouwing van God. Maar ik zeg: hij put die noch uit de liefde, noch uit het onderkennen, noch uit de aanschouwing. Nu zou men kunnen vragen: aanschouwt de geest God in het eeuwig leven dan niet? Ja en nee. Daar waar hij geboren is, daar ziet en aanschouwt hij God niet. Maar daar waar hij geboren wordt, daar aanschouwt hij God. Daarom is de zaligheid van de geest daar waar hij geboren is, en niet daar waar hij geboren wordt, want hij leeft waar de
Vader leeft, dat is: in enkelvoudigheid en in onvervuldheid van het zijn. Keer je daarom van alle dingen af en sta onverhuld in het zijn. Want wat van het zijn geen deel uitmaakt is bijkomstigheid, en alle bijkomstigheden veroorzaken een waarom.
Dat wij ‘in eeuwigheid’ leven, daartoe helpe ons God. Amen.