Waarheid
“Wat heeft een mens er aan als hij de hele wereld wint, maar er het leven bij inschiet?”
De beheerder van een groente en fruitzaak plaatst in zijn etalage, tussen de uien en de worteltjes, een kaartje waarop staat: ‘Proletariers aller landen, verenigt u!’ Waarom doet hij dat? Wat probeert hij door te geven aan de wereld? Wordt hij oprecht gedreven door de gedachte van eenheid onder de arbeiders van deze wereld? Is zijn enthousiasme zo groot dat hij de onweerstaanbare impuls voelt het publiek op de hoogte te stellen van zijn idealen?….. Het ligt voor de hand dat de groenteboer onverschillig staat tegenover de semantische inhoud van de slogan in zijn etalage; hij zet het kaartje daar niet neer op grond van enig persoonlijk verlangen om het publiek op de hoogte te stellen van het ideaal dat daar wordt uitgesproken.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat zijn daad geen enkele zin of betekenis heeft, of dat de slogan niets te zeggen heeft. De slogan is eigenlijk een teken, en als zodanig bevat hij een onderbewuste, maar zeer wel omschreven boodschap. In woorden zou die als volgt kunnen worden weergegeven: ‘Ik, groenteman XY woon hier en ik weet wat ik moet doen. Ik gedraag me zoals van me wordt verwacht. Ik ben betrouwbaar en niemand kan mij iets maken. Ik ben gehoorzaam en daarom heb ik er recht op met rust gelaten te worden’. Deze boodschap is natuurlijk tot iemand gericht: tot iemand die hoger staat, de baas van de groenteboer, en tegelijkertijd is zij een schild dat de groenteboer beschermt tegen eventuele verklikkers. De ware betekenis van de slogan is dan ook hecht geworteld in het leven van de groenteboer. De tekst weerspiegelt zijn levensbelangen. Maar wat zijn die levensbelangen?
We moeten wél bedenken: als de groenteboer opdracht had gekregen de slogan in de etalage te zetten: ‘Ik ben bang, en aan mijn gehoorzaamheid bestaat dan ook geen twijfel’ , dan zou hij lang niet zo onverschillig staan tegenover de semantiek ervan, ook al zou die boodschap de waarheid bevatten. De groenteboer zou zich generen en schamen om zo’n ondubbelzinnig blijk van zijn eigen vernedering in zijn etalage te plaatsen, en dat is heel natuurlijk, want hij is een mens en heeft een gevoel van eigenwaarde. Om deze complicatie te vermijden moet zijn verklaring van trouw de vorm aannemen van een teken dat, althans oppervlakkig, in de tekst, verwijst naar een zekere ongeinteresseerde overtuiging. Het moet de groenteboer in staat stellen te zeggen: ‘Wat kan ik er op tegen hebben dat de proletariërs aller landen zich verenigen?’ Op die manier helpt het teken de groenteboer: hij kan voor zich zelf de vernederende grondslag van zijn gehoorzaamheid verbergen, en tegelijkertijd verbergt het teken de vernederende grondslag van de macht. Het verbergt ze achter de façade van iets verhevens. En dat iets is de ideologie…”
Uit: Vaclav Havel, Poging om uit de waarheid te leven, Amsterdam 1986 Marcus 8, 31 – 37