Thomas Merton, Wegen naar het paradijs. Een dagboek van wijsheid en geloof, 2001 (Lannoo/Ten Have)
1 juni
ZALIG DE ZACHTMOEDIGEN- 3
‘Zalig de zachtmoedigen’ betekent niet: ‘Zalig zijn zij die van nature zijn begiftigd met een rustig temperament, die niet snel uitschieten, die altijd stil en volgzaam zijn, die zich niet spontaan verzetten.’ Nog minder betekent het: ‘Zalig zijn zij die passief en zonder protest de onrechtvaardige verdrukking ondergaan.’ Integendeel: we weten dat de ‘armen van geest’ precies diegenen zijn die de profeten bedoelden, diegenen die in de laatste dagen ‘de nederigen der aarde’ zullen zijn, dat wil zeggen: de verdrukten die hun toevlucht niet kunnen nemen tot menselijke wapens en die niettemin het kwade blijven weerstaan. Zij blijven trouw aan de geboden van de Heer, en horen de stem die hun zegt: ‘Zoek de gerechtigheid, zoek de nederigheid, dan vindt u misschien een schuilplaats op de dag van de toorn van de Heer’ (Sef. 2:3). Zij zoeken de gerechtigheid dus in de kracht van de waarheid en van God, niet door de macht van mensen. Merk ook op dat de christelijke zachtmoedigheid, die essentieel is voor waarachtige geweldloosheid, een eschatologische kwaliteit heeft. Ze onthoudt zich van een aanmatigende stijl en van gewelddadige agressie omdat ze alles ziet in het licht van het grote oordeel.
2 juni
ZALIG DE ZACHTMOEDIGEN- 4
Geweldloosheid moet voor alles gericht zijn op de omvorming van de huidige toestand van de wereld en moet daarom vrij zijn van alle occulte, onbewuste instemming met een onrechtvaardig misbruik van macht. Dit geeft enorme problemen want als geweldloosheid te politiek gekleurd is, wordt zij meegezogen in de machtsstrijd en wordt zij met een of andere part in die strijd geïdentificeerd; als de geweldloosheid daarentegen totaal apolitiek is, loopt zij het gevaar inefficiënt te worden of, in het beste geval, louter symbolisch.
3 juni
ZALIG DE ZACHTMOEDIGEN- 5
De zachtmoedigheid en de nederigheid die Christus loofde in de Bergrede en die de basis vormen van echte christelijke geweldloosheid, zijn onafscheidelijk verbonden met de eschatologische, christelijke hoop. Die hoop staat helemaal open voor de aanwezigheid van God in de wereld en daardoor ook voor de aanwezigheid van onze broer, die altijd gezien wordt, wie hij ook mag zijn, in het licht van het rijk Gods. Wanhoop is niet toelaatbaar voor de zachtmoedigen, de nederigen, de getroffenen, zij die hongeren naar gerechtigheid, de barmhartigen, de zuiveren van hart en de vredestichters. Alle zaligheden
‘hopen tegen alle hoop in’, ‘dragen alles, geloven alles, hopen alles, verdragen alles’ (1 Kor 13:7). De zaligheden zijn gewoon aspecten van de liefde. Ze weigeren aan de wereld te wanhopen en hem aan een verondersteld kwaad lot over te laten, dat hij zichzelf op de hals heeft gehaald. In plaats daarvan neemt de christen, zoals Christus zelf, het juk van de Verlosser op zijn eigen schouders, in zachtmoedigheid en nederigheid van hart.
4 juni
MIJN VIJAND IS EEN WILDEMAN
Veronderstel niet te vlug dat je vijand een wildeman is omdat hij jouw vijand is. Misschien is hij jouw vijand omdat hij denkt dat jij een wildeman bent. Of misschien is hij bang voor je omdat hij voelt dat jij bang bent voor hem. Als hij zou geloven dat jij in staat bent van hem te houden, zou hij misschien niet
langer je vijand zijn.
5 juni
BEMIN JE VIJAND
Als we een persoon willen uitsluiten, als we hem niet meer willen erkennen als persoon, als een ander zelf, nemen we onze toevlucht tot de onpersoonlijke ‘wet’ en tot de abstracte ‘natuur’. Dat wil zeggen dat we ons afsluiten voor de realiteit van de ander, dat we de intercom1nunicatie tussen onze en zijn natuur verbreken, en dat we alleen nog oog hebben voor onze eigen natuur 1net haar rechten, haar eisen, haar behoeften. We rechtvaardigen het kwaad dat we onze broer aandoen omdat hij immers niet langer onze broer is, maar slechts een tegenstander, een beschuldigde. Om de communicatie te herstellen, om opnieuw te kunnen beseffen dat wij één zijn van natuur en om zijn persoonlijke rechten, zijn integriteit en zijn waardigheid om bemind te worden opnieuw te respecteren, moeten wij onszelf zien als evenzeer met hem beschuldigd, met hem ter dood veroordeeld, met hem wegzinkend in de afgrond. We moeten beseffen dat wij een even grote behoefte hebben aan de onuitsprekelijke gave van genade en barmhartigheid om gered te worden. Dan zullen wij, in plaats van hem omlaag te duwen en uit de afgrond te klimmen door zijn hoofd als stapsteen te gebruiken, onszelf helpen om weer op te staan door hem omhoog te helpen. God reikt naar ons beiden, want Hij is het die als eerste onze hand aanreikt aan die van de vijand. God is het die ‘zichzelf redt’ in de vijand, die ons gebruikt om Zijn beeld, dat verloren was, in onze vijand te herstellen.
(fragment uit een brief aan Dorothy Day)
6 juni
EEN GEBED TOT GOD DE VADER OP DE VIGILIE VAN PINKSTEREN
Vandaag, Vader, looft die blauwe hemel U. Het tere groen en de oranje bloesems van de tulpenboom prijzen U. De blauwe heuvels in de verte prijzen U, samen met de zoet geurende lucht die overvloeit van schitterend licht. De kibbelende vliegenpikkers prijzen U met het loeiende vee en de kwartels daarginds. Ik ook, Vader, prijs U, met al mijn broeders hier, ze geven stem aan mijn eigen hart en aanmijn eigen stilte. Wij zijn allen één stilte, en een verscheidenheid van stemmen. U bracht ons samen, U hebt ons één en velen gemaakt. U hebt mij hier te midden van mijn broeders geplaatst als getuige, als bewustzijn en als vreugde. Hier ben ik. In mij is de wereld aanwezig en bent U aanwezig. Ik ben een schakel in de keten van licht en aanwezigheid. U hebt van mij een soort middelpunt gemaakt, maar een middelpunt dat nergens is. En toch ben ik ook ‘hier’, laat ons zeggen dat ik ‘hier’ ben onder deze bomen, en onder geen andere.
7 juni
EEN GEBED TOT GOD DE VADER OP DE VIGILIE VAN PINKSTEREN (vervolg)
Hier vraagt U van mij niets anders dan dat ik tevreden zou zijn dat ik Uw kind en Uw vriend ben. Wat niets anders betekent dan dat ik Uw vriendschap zou aanvaarden zodat het Uw vriendschap en Uw vaderschap is omdat ik Uw zoon ben. Deze vriendschap is zoonschap en is Geest. U hebt mij hierheen geroepen om steeds opnieuw in de Geest geboren te worden als Uw zoon. Steeds opnieuw geboren in het licht, in het weten en niet-weten, in het geloof, in het bewustzijn, in dankbaarheid, in armoede, in het aanwezig zijn en in lofprijzing. Als ik iets te kiezen heb, dan is het dat ik hier mag leven en waarschijnlijk ook sterven. Maar waar het in elk geval op aankomt is niet te leven of te sterven, maar vol vertrouwen Uw naam uit te spreken in dit licht, in deze eenzame, onbezochte plaats: U Vader te noemen juist door hier te zijn als ‘zoon’ in de Geest en in het licht, door U geschonken: geen onaards licht, maar heel eenvoudig deze doodgewone dag in juni met zijn lichtende velden, zijn tulpenbomen, de dennen, de bossen, de wolken en de bloemen overal. Hier te zijn met de stilte van het zoonschap in mijn hart is een middelpunt zijn waarin alle dingen naar U samenkomen. En dat is voorlopig zeker meer dan genoeg.
8 juni
EEN GEBED TOT GOD DE VADER OP DE VIGILIE VAN PINKSTEREN (slot)
Daarom, Vader, smeek ik U mij in deze stilte te bewaren opdat ik daarin het woord van Uw vrede en het woord van Uw barmhartigheid en het woord van Uw goedheid voor de wereld mag vernemen, en dat door mij misschien Uw woord van vrede gehoord mag worden waar niemand het allang meer kan horen. Mocht ik hier Uw waarheid leren en voor die waarheid leren lijden. Het licht zelf en de tevredenheid en de Geest zijn mij genoeg. Amen.
9 juni
GOD GENEEST EN BEVRIJDT MIJ
Door het geloof zuivert Gods Geest het beeld van God in mijn ziel. Hij geneest mij van mijn geestelijke blindheid en opent mijn ogen voor de dingen van God. Hij neemt bezit van mijn wil zodat ik niet langer de gevangene van mijn passies en mijn dwangmatigheden ben, maar in staat ben te handelen met de vruchtbare kalmte van de geestelijke vrijheid. Door mij stap voor stap te leren beminnen, door mij op Christus te doen lijken vervolmaakt Hij de gelijkenis met God in mijn ziel. Want mijn vereniging met Christus is veel1neer dan een nabootsing van Zijn deugden, waarover ik in het evangelie kan lezen: het moet een eenheid zijn die in mij wordt geschapen door de alles omvormende actie van Zijn eigen Geest. En het leven dat de Geest ademt in mijn geest, is Christus zelf, mystiek aanwezig in mijn eigen wezen en mijn eigen persoon.
10 juni
DE ECONOMIE VAN GOD
De oosterse orthodoxen benadrukken sterk wat zij ‘de economie van God’ noemen (‘economie’ is gewoon een wat modieuzer woord voor ‘huishouden’, afgeleid van het Griekse woord voor ‘huis’). Hoe beheert God Zijn huishouden? Dat leren we in de bijbel. Het is geen kwestie van verklaren wie God is, want de bijbel legt niet echt iets uit inzake het mysterie van God zelf. De bijbel legt alleen uit wat God doet, Zijn beloften aan ons; hoe Hij, in feite, Zijn huishouden beheert. Deze economie, dit plan van God, is gebouwd op het feit dat de mens het beeld is van God, en dat God naar de aarde neerdaalt, Zich ontledigt om de mens te redden, en de genezing van de mens is het werk van de Heilige Geest. Dus is de realiteit van het christelijke mysterie precies het werk van de Heilige Geest. De belangrijkste realiteit voor deze tijd, de eschatologische tijd, de eindtijd, is daarom dat alles in handen is van de Heilige Geest.
11 juni
HET TIJDPERK VAN DE GEEST
Dit is het tijdperk van de Heilige Geest- de Heilige Geest gegeven als vrucht van de verrijzenis, als resultaat van de verrijzenis, en de Heilige Geest is hier en vormt ons om, overwint de dood in ons en geeft de onvergankelijkheid en het verrezen leven van de nieuwe schepping – die de verrezen Christus is – door. De Heilige Geest is daarom aan het werk in ons, niet alleen om ons aan het lijden te herinneren en ons eraan te herinneren waar het allemaal begon, maar ook om aan ons de vruchten van het lijden en van de verrijzenis door te geven en in ons het verrezen leven, de overwinning op de dood te verwekken.
12 juni.
ALS MIJN HART ‘JA’ ZEGT TOT IEDEREEN
‘Des hommes comme Saint Seraphim, Saint François d’Assise et bi en d’ au tres, ont accompli dans leur vie l’union des Eglises’*.
Die diepe en eenvoudige bewering van de orthodoxe metropoliet Eulogius is de sleutel tot het oecumenisme voor monniken, en overigens voor iedereen. Als ik geen eenheid in mezelf heb, hoe kan ik dan zelfs maar denken, laat staan spreken over eenheid onder de christenen? Natuurlijk bereik ik ook eenheid in mezelf wanneer ik zoek naar eenheid voor alle christenen. De ketterij van het individualisme: zichzelf zien als een volkomen, zelfgenoegzame eenheid en voor die denkbeeldige eenheid staande blijven tegenover alle anderen. De bevestiging van het ‘ik’ als alleen 1naar ‘niet de andere’. Maar wanneer je tracht je eenheid te bevestigen door te ontkennen dat je ook maar iets met anderen te maken hebt, door iedereen in de wereld te negeren tot je enkel nog bij jezelf uitkomt, wat blijft er dan nog te bevestigen? Zelfs als er iets te bevestigen overbleef, zou de adem je ontbreken om dat nog te doen.
De ware weg is precies de tegenovergestelde: hoe beter ik de anderen kan bevestigen, hoe beter ik in mijn hart ‘ja’ kan zeggen tegen de anderen, door hen in mezelf te ontdekken en mijzelf in hen, hoe reëler ik zal zijn. Ik ben ten volle reëel als mijn hart ‘ja’ zegt tot iedereen.
*Mensen als Sint-Serafim (van Sarov), Sint-Franciscus van Assisi en vele anderen hebben in hun leven de eenheid der Kerken verwezenlijkt.
13 juni
DE TRADITIE VAN WIJSHEID EN GEEST
Wat mezelf betreft, ik ben er steeds meer van overtuigd dat het mijn taak is iets te verhelderen van de traditie die in mij leeft en waarin ik leef: de traditie van wijsheid en geest die je kunt vinden niet alleen in het westerse christendom, maar ook in de orthodoxe kerk, en ook, althans minstens op analoge wijze, in Azië en in de islam. De geestelijke gezondheid van de mens, zijn evenwicht en zijn vrede zijn, naar mijn mening, afhankelijk van het feit of hij in zichzelf het blijvende besef levendig wil houden van wat in het verleden waardevol was. Maar het gaat niet enkel om het individu. Deze zaak is van cruciaal belang voor de Kerk en voor de wereld.
14 juni
RECHT NAAR DE WAARHEID
Ik tracht in mezelf de hele christelijke waarheid en alle christelijke liefde te verenigen, opdat iedere christen, en zelfs ieder die op een authentieke wijze in Christus is zich in mijn leven of ten minste in mijn liefde, geïncarneerd moge weten. We moeten de waarheid liefhebben, waar ze ook gevonden wordt. We moeten recht naar de waarheid gaan, zonder terug te blikken en zonder ons erover te bekommeren welke theologische strekking zij vertegenwoordigt. De Kerk moet waarlijk onze moeder zijn: ze moet de Kerk van de liefde van Christus zijn; ze moet ons ontvangen met een moederlijke liefde, die haar wijsheid met ons deelt. ( … )
Ik hou van alles wat u me vertelde over uw kleine gemeenschap. Ik bid voor u tijdens de goddelijke liturgie. Nu ga ik een poosje het Jezus-gebed bidden, voor u en in vereniging met u, hopend dat ik dit gebed beter mag gaan begrijpen.
(fragment uit een brief aan archimandriet Sophrony)
De Russisch-orthodoxe archimandriet Sophrony werd na een turbulent leven te Parijs monnik op de Athosberg. Daar was hij gedurende 21 jaar de leerling en vertrouweling van Staretz Siloean (zie 11 september), over wiens leven en leer hij het indrukwekkende The Undistorted Image schreef. Later stichtte hij in Engeland de monastieke gemeenschap ‘The Old Rectory’ (Maldon/Essex). Het is een internationale gemeenschap waar men zich vooral toelegt op het Jezus-gebed.
15 juni
ALLE VERDEELDE WERELDEN IN ONSZELF OMVATTEN
Als ik in mijzelf het denken en de vroomheid van het oosterse en het westerse christendom, de Griekse en de Latijnse kerkvaders, de Russen en de Spaanse mystici kan verenigen, kan ik in mezelf de hereniging van de verdeelde christenen voorbereiden. Uit die verborgen en onuitgesproken eenheid in mezelf kan uiteindelijk een zichtbare en manifeste eenheid van alle christenen groeien. Als we bijeen willen brengen wat verdeeld is kunnen we dat niet doen door de ene verdeeldheid achter de andere te leggen of de ene verdeeldheid door de andere te laten opslorpen. Als we dat wel doen, is die eenheid niet christelijk. Dan is ze politiek en gedoemd conflicten te bevorderen. We moeten alle verdeelde werelden in onszelf omvatten en hen transcenderen in Christus.
16 juni
DE DROOM VAN KARL BAR TH
Kar! Barth had een droom over Mozart. Het katholicisme van Mozart en zijn afwijzing van het protestantisme hadden hem altijd gestoord. Mozart beweerde immers dat ‘het protestantisme een cerebrale aangelegenheid was, die de betekenis van het Agnus Dei qui tollis peccata mundi niet kende’.
In zijn droom moest Barth Mozart op het vlak van de theologie ondervragen. Hij wilde dat zo gunstig mogelijk voor Mozart doen, en in zijn vragen zinspeelde hij venijnig op de missen van Mozart. Maar Mozart sprak geen woord. Ik was diep ontroerd door Barths relaas van zijn droom en wilde hem daarover een brief schrijven. De droom betreft zijn eigen redding, en Barth aarzelt wellicht om toe te geven dat hij eerder zal worden gered door de Mozart in hem dan door zijn theologie.
Jarenlang speelde Barth elke dag Mozart, ’s ochtends, voordat hij aan het werk ging aan zijn Dogmatik: hij poogde onbewust de verborgen, wijsheid minnende Mozart in zichzelf te wekken, de centrale wijsheid die harmonieert met de goddelijke en kosmische muziek en wordt gered door de liefde, ja, zelfs door de eros. Terwijl het andere, theologische zelf, ogenschijnlijk meer bezorgd om de liefde, naar een strengere, meer cerebrale agape grijpt: een liefde die niet in ons hart, maar enkel in God is en slechts aan ons hoofd wordt geopenbaard.
17 juni
DE DROOM VAN KARL BAR TH (SLOT)
Barth zegt, wat ook betekenisvol is, dat ‘het een kind is, zelfs een “goddelijk kind”, dat in de muziek van Mozart tot ons spreekt’. Sommigen, zegt hij, beschouwden Mozart altijd als een kind in praktische zaken. ( … )En tegelijkertijd mocht Mozart het wonderkind, ‘nooit een kind zijn in de letterlijke betekenis van het woord’. Hij gaf zijn eerste concert toen hij zes jaar oud was. Hij bleef echter altijd een kind ‘in de hogere betekenis van dit woord’. Vrees niet, Kar! Barth! Vertrouw op de goddelijke genade. Al ben je dan opgegroeid om een theoloog te worden, Christus bleef een kind in jou. jouw boeken (en ook de mijne) zijn minder belangrijk dan wij geneigd zijn te denken! Er is in ons een Mozart die onze redding zal zijn.
De grote Duitse protestantse theoloog Karl Barth {r886-1968) hield zoveel van de muziek van Mozart, dat hij beweerde dat hij ‘als hij ooit in de hemel zou komen, eerst naar Mozart zou vragen, en pas daarna op zoek zou gaan naar Augustinus, Thomas van Aquino, Luther, Calvijn en Schleiermacher’. Hij stierf op dezelfde dag als Merton (10 december 1968). Misschien zijn de protestantse theoloog en de katholieke monnik toen wel samen op bezoek geweest bij het muzikale wonderkind …
18 juni
IN DE WERELD MAAR NIET VAN DE WERELD
‘De wereld’ heeft geen behoefte aan God, noch om zichzelf te verklaren, noch om met zichzelf in vrede te leven of zijn activiteit te regelen. De strijd van kerkmensen om hun plaats in de wereld te handhaven, door de wereld ervan te overtuigen dat hij hen nodig heeft, is, naar mijn gevoel, een verwarring en een gebrek aan waardigheid, die ‘de wereld’ terecht als belachelijk beschouwt. Wat houdt dat in? Dat ‘het verwerven van een plaats in deze wereld’ de grootste bekommernis van die kerkmensen is. Zij willen onmisbaar zijn en God is de rechtvaardiging van hun verlangen.
Mij persoonlijk komt het daarom voor dat de grondslag voor de christelijke zending in de wereld er juist in bestaat dat de christen ‘niet van deze wereld’ is. Hij is in de eerste plaats door zijn christelijke geloof bevrijd van de mythen, de afgoderij en de verwarring, eigen aan de wereld. Zijn eerste zending is dus die vrijheid te leven op welke wijze God hem die ook láát leven- of dit nu in de wereld is of erbuiten, dat maakt niet uit
19 juni
CHRISTELIJKE VRIJHEID
De Christus die de christen ‘predikt’ (hetzij door het woord hetzij door de stilte) is de Christus van de christelijke vrijheid, van de christelijke autonomie, van de christelijke onafhankelijkheid, van de arrogante aanspraken en eisen van de wereld als illusie. Vanzelfsprekend is de christen niet ‘vrij’ van de wereld als natuur, als schepping, ook is hij niet vrij van de menselijke samenleving. Maar hij is vrij- of zou dat moeten zijn- van het psychische determinisme, de obsessies en de mythen van een leugenachtige, hebzuchtige, wellustige en moorddadige ‘wereldse’ maatschappij – een maatschappij die juist geregeerd wordt door de liefde voor het geld en de onrechtvaardige, willekeurige uitoefening van macht. Heeft zo’n wereld ‘God nodig’? Blijkbaar niet! Het komt er dus niet zozeer op aan ‘de wereld’ in die zin te overtuigen dat hij een christelijke God nodig heeft omdat hij zichzelf ooit rechtvaardigde door een beroep te doen op het christendom. Van belang is om hen die werkelijk vrij willen zijn te tonen waar hun werkelijke vrijheid ligt!
20 juni
MIJN BEKERING
De ‘religiositeit’ predikt de behoefte aan en de afhankelijkheid van God om de behoefte aan en afhankelijkheid van zekere specifieke godsdienstige vormen te kunnen benadrukken, een bepaalde levensstijl die zich als het enig waarachtige christendom opwerpt en sterk op uiterlijkheden berust. Ik denk dat ik, zoals de meeste bekeerlingen, het probleem van de ‘religiositeit’ onder ogen heb gezien en er dan tot een vergelijk mee ben gekomen. God was voor mij geen werkhypothese die de door een wetenschappelijke visie op de wereld opengelaten hiaten moest opvullen. Hij was evenmin een God die ergens in de ruimte troonde. Ik heb ook nooit een bijzondere behoefte gehad aan oppervlakkige religieuze routines alleen maar om mezelf gelukkig te voelen. Ik zou zelfs durven zeggen dat ik, zoals de meeste moderne mensen, niet eens bewogen werd door het denkbeeld ‘in de hemel te zullen komen’ na door dit leven te zijn heen gemodderd. Integendeel, mijn bekering tot het katholicisme begon met het besef van Gods aanwezigheid in dit tegenwoordige leven, in de wereld en in mezelf. Mijn bekering begon met het besef dat mijn taak als christen erin bestaat te leven in het volle en levendige bewustzijn van die grond van mijn bestaan en van het bestaan van de wereld … Toen ik toetrad tot de Kerk, was dat om er God te zoeken, de levende God, en niet slechts de ‘vertroostingen van de religie’,
21 juni
CREATIEF INSTEMMEN MET GOD
God vraagt van ons een creatief instemmen in ons diepste en meest verborgen zelf, het zelf dat wij niet elke dag ervaren en misschien zelfs nooit ervaren, hoewel het er altijd is. Dit creatief instemmen is de gehoorzaamheid van mijn hele wezen aan Gods wil, hier en nu. Het innerlijke ‘woord’ van instemming is het samenvallen in de Geest, de volkomen gelijkheid van mijn gehoorzaamheid en de wil van Christus. Zo is de diepte van ons kindschap en van het leven van de genade.
22 juni
ZELFAANVAARDING
Door het aanvaarden van onze plaats in de wereld en onze plichten zoals ze zijn, raken wij stilaan bevrijd van de begrenzingen van de wereld en van ons beperkte, halfslachtige milieu. Toch zijn wij tevreden met ons moment in de geschiedenis en onze duistere taak daarin. Wij moeten ons losmaken van systemen en collectieve plannen, zonder wrok maar het inzicht en mededogen. Waarachtig katholiek zijn is niet slechts goed handelen volgens een abstracte en universele maatstaf van waarheid, maar ook en vooral zich kunnen inleven in de problemen en vreugden van allen, allen begrijpen en alles zijn voor allen. Dit is onmogelijk als wij niet eerst in alle eerlijkheid onszelf volledig aanvaarden, onze problemen en onze nederlagen, het de creatieve instemming en de verantwoordelijkheid die ons verenigen met Gods wil en zo ook met de dynamiek van de geschiedenis in haar diepste bron.
23 juni
LEVEN IN EEN ANDERE DIMENSIE
Alles wat ik in Kentucky zie en ervaar, is op de een of andere manier gekleurd en gevormd door de gedachten en gevoelens die ik had toen ik voor het eerst naar de abdij kwam. Dat kan ook niet anders. Het waren alle mogelijkheden die latent aanwezig waren in die eerste ervaring en in de beslissing die erop volgde. Zo is ook deze schitterende dag een schakel in de ketting die toen begon, maar in feite allang tevoren was begonnen. Langzaam echter, door die mogelijkheden en realisaties heen, stuur ik 1nijn leven in een andere ditnensie, waarin die
dingen steeds minder gaan meetellen en waarin een groeiende vrijheid ontstaat tegenover de opeenvolging van feiten en ervaringen. Het komt me voor dat ze steeds minder mijn ervaringen worden. Ze zijn steeds meer verweven in het grote patroon van de hele ervaring van de mens en reiken zelfs boven elke ervaring uit. Ik ben mij steeds minder bewust van mijzelf als deze enkeling die een 1nonnik en schrijver is, en die, als monnik en schrijver, dit ziet of dat schrijft. Het is mijn taak te zien en te spreken voor velen, zelfs als het lijkt of ik enkel voor mezelf spreek.
24 juni
HAVIK
Havik. Eerst een schaduw die naar beneden vliegt langs de wand van zonovergoten gebladerte. Dan de vogel zelf, scherp afgelijnde, compacte substantie in de hemel boven mijn hoofd goed waarneembaar, duidelijk onderscheiden van de bomen en de bossen, vliegt hij in vrijheid. Gestreepte staart, gespikkelde vleugels, met zonlicht erdoorheen. Boven de iep sneed hij een halve cirkel de leegte. Het leek of hij zijn handen in zijn zakken stak en zonder één vleugelslag, als een kogel, vaart maakte om zich in het bosje aan de overkant van het open veld te storten.
25 juni
CHRISTELIJK HUMANISME
Het christendom is fundamenteel humanistisch, in de zin dat zijn voornaamste taak erin bestaat het voor de mens mogelijk te maken zijn bestemming te bereiken, zichzelf te vinden, zichzelf te zijn: de persoon te zijn die hij bedoeld was te worden. De mens wordt verondersteld God te helpen bij het werk van het scheppen van zichzelf. (…)De verlossing is niet iets dat de mens passief moet ondergaan. Evenmin is het een opslorping van de mens in een soort non-entiteit voor Gods aan schijn. Veeleer is het de verheffing en de vergoddelijking van de menselijke vrijheid. En het christelijke leven vereist dat de mens zich volledig bewust is van zijn vrijheid en van de daaraan verbonden verantwoordelijkheden. (…) In een tijd als deze, waar, in uitgestrekte gebieden van de wereld, denksystemen en regeringen de complete depreciatie van de fundamentele waardigheid van de mens als beeld van God lijken na te streven, lijkt het me belangrijk te zijn dat allen die de waarde van de mens en de adel van de menselijke geest ter harte nemen, hun verbondenheid met elkaar zouden beseffen en met elkaar zouden kunnen communiceren ondanks wellicht ernstige doctrinaire verschillen.
fragment uit een brief aan Erich Fromm
Erich Fromm (1900-1980), psychoanalyticus, filosoof en antropoloog, werd in Frankfurt geboren. In 1934 verliet bij naziDuitsland en vestigde zich in New York. Hij deed vooral onderzoek naar bet aanpassingsvermogen van mensen in de samenleving. Hij was met name bezorgd om de groeiende vervreemding van individuen in de moderne samenleving. Zijn bezorgdheid om de waardigheid van de menselijke persoon was sterk en diep, zij bet niet religieus. Merton omschreef hem als een ‘atheïstisch mysticus’, een omschrijving waar Fromm zich helemaal in kon vinden.
26 juni
DE REDEN VAN MIJN BESTAAN
De grote vreugde van het eenzame leven wordt niet alleen in de rust gevonden, in de schoonheid en de vrede van de natuur of in het lied van de vogels, zelfs niet in de vrede van het eigen hart. Ze is te vinden in het innerlijkste hart dat wakker wordt voor en zich afstemt op de stem van God- de onverklaarbare, rustige, onomstotelijke innerlijke zekerheid van de roeping Hem te gehoorzamen, Hem te horen, Hem te verheerlijken, hier en nu, vandaag in de stilte en de eenzaamheid. In het besef dat dat de reden is waarom je bestaat.
27 juni
DE EENZAAMHEID VERDRAAGT GEEN MASKERS EN LEUGENS
Het komt me voor dat de eenzaamheid alle maskers en vermommingen afrukt. De eenzaamheid verdraagt geen leugens. Alles, behalve de eenvoudige en directe bevestiging of het stil zwijgen, wordt bespot en beoordeeld door de stilte van de bossen. ‘Laat uw ja, ja zijn.’ Het eenzame leven betekent In de waarheid staan; vandaar de behoefte aan gebed, aan theologisch voedsel, aan de bijbel, aan de monastieke traditie. De . noodzaak om volledig gedefinieerd te worden door een relatie en door gericht te zijn op God, mijn Vader. Dat betekent een leven van zoonschap waarin alles wat je van deze relatie afleidt dwaas en zinloos lijkt. Het voornaamste is het werk van de hoop, niet het werk van de dwaze, ontspannen acedia (lusteloosheid) vol zelfbeklag. Het is voor mij levensnoodzakelijk God te eren met mijn persoonlijke waarheid in de persoonlijke genade van de eenzaamheid.
28 juni
DE ZEGEN VAN DE STABILITEIT
De koele en heerlijke morgen, de heldere hemel, de steeds weer nieuwe frisheid van de bossen en de vallei! Je moet elke dag op dezelfde plek zijn, elke dag de dageraad zien vanachter hetzelfde venster of in dezelfde portiek, elke morgen naar dezelfde vogels luisteren om te beseffen hoc onuitputtelijk rijk en verscheiden deze ‘gelijkheid’ is. Je wordt je pas ten volle bewust van de zegen van de stabiliteit als je die in een hermitage mag ervaren.
29 juni
RITUELEN VAN HET DOODGEWONE LEVEN
Eenzaamheid wordt steeds minder een specialiteit voor mij, maar steeds meer gewoon het ‘leven’ zelf. Ik tracht geen ‘eenzame’ of wat dan ook te zijn, want iets ‘zijn’ is slechts een verstrooiing. Het volstaat te ‘zijn’ op een doodgewone menselijke manier met je honger en je slaap, je kou en je warmte, je opstaan en slapengaan, het bed dekken en weer afhalen. Gisteravond had ik twee dekens nodig. Het is nog koud voor juni.
Koffie zetten, koffie drinken, de koelkast ontdooien, lezen, mediteren, werken (ik zou vandaag moeten beginnen aan een artikel over het symbolisme) en bidden. Ik leef zoals mijn vaders voor mij op aarde leerden, tot ik uiteindelijk zal sterven. Amen.
30 juni
EEN ANTI-MONNIK
Ooit zou ik moeten proberen te zien wat het betekent echt zonder communicatie en geïsoleerd te zijn. Gewoon om te weten hoe dat is. Niet als iets permanents, want ik geloof niet dat dat zo belangrijk is. Anders gezegd: een hedendaagse kluizenaar leeft met zo geïsoleerd, met al die brieven, de vliegtuigen die hierlangs komen en dergelijke. Ik vermoed dat ik waarschijnlijk meer dan de meeste actievelingen communiceer met mensen van overal, uit de hele wereld.( … ) Ik ben er nu van overtuigd dat de eerste en enige manier om echt monnik te zijn erin bestaat een niet-monnik, een anti-monnik te zijn (voorzover dit ‘beeld’ opgaat); maar ik ben vastbesloten hier in de bossen te blijven (als ik tenminste een of ander soort gerucht mag blijven maken dat mijn onconventionele vrienden kan bereiken) …
(fragment uit een brief aan Rosemary Radfort Ruether)
Rosemary Radford Ruether (1936) schreef in februari 1967 aan Merton: ‘Ik wantrouw elke vorm van academische theologie. Alleen theo!ogie ontstaan in de smeltkroes van de ervaring is deugdelijk.•In haar leergangen en geschriften heeft ze vooral de waarde van de ervaring van vrouwen als bron en criterium voor theologische waarheid benadrukt.