Papaver
Zwijgen
Op tafel zweert de maaltijd samen.
Messen en vorken naast venijn van een wijn
en wij lieve, wij kraken de noten,
spoelen alles door met azijn.
Achter je lippen een zee van vragen.
In je krop lekt elk woord als een boot.
Achter je zilte ogen een lichterlaaie.
Waarom ga je door, kook je me open?
Ik, de schrale mosselschelp
in jouw stem van zout die ik ken.
Wij schragen het vuur van onze hinderlagen.
KAREL STAES
woorden lopen dood
trappen op elkanders hielen –
ik wou dat ze mij ontvielen,
altijd maar die woorden
wellend woedend wervelend
in een stroom van kronkelende wegen
zonder door te wegen,
altijd maar die woorden…
wolken in de mist
taal die zich vergist
en zoekt en ziedend zwelt,
me kwelt
tot steeds weer nieuwe wentelende woorden
ik wou dat ik kon zwijgen
maar zoek toch telkens woorden
om dat zwijgen te beschrijven
Bejan Matur Koerrdistan
Vrouwen
Met hun blauwe tatoeages
En de beurse sporen van hun onophoudelijk rouwen
Staan zij stil en staren in het vuur.
Wanneer de wind waait huivert elk van hen
Hun borsten reiken naar de aarde
Vrouwen die een brandend houtblok in hun handen dragen
Dolen rond en rond
Oud als zwarte ketels roestbeslagen
Wanneer de woede van het houtvuur zwelt
Wordt het geknetter luider
Het vuur houdt nooit op daar
Het te laten doven is rampzalig
Vrouwen wier borsten zijn verslapt
Denken aan de hardheid van het houtblok dat ze grijpen zullen
In de angstaanjagende magerte van hun handen
En zwijgen
Wanneer ze zwijgen blijven onopgemerkt hun tranen
Het ruikt naar aarde wanneer ze weeklagen
Vergeten waar ze tegen steunen kunnen
Laten ze hun ogen op de aarde rusten
De wolken staan niet blijvend aan de hemel immers
Van ganser harte
Geven zij zich aan de aarde
En ruiken af en toe ernaar
Vertaling Ireneus Spit