De afgelopen jaren schreef ik vier essays 4 essays. Deze bijdrage stamt uit God in het landschap – mijn eerste essay 2006. De hele tekst van het essay staat op deze blog: https://mystiekfilosofie.com/essays-god-in-het-landschap-het-lichaam-de-kosmos-en-de-leegte/ of op mijn andere blog https://levenshorizonten.com/4-essays-over-god/ . Daar zijn ook de voetnoten te vinden die in deze weergave zijn weggevallen (door de structuur van de pagina die deze verwijzingen niet mee kopieert). De essays zijn ook nog in boekvorm voor een zeer schappelijke prijs te koop (kostprijs).
Excursie: Armando het landschap als historische heterotopie
“Lege hemel, evenbeeld”
Armando
“Een oorlogszuchtig iemand reist wat af. Hij komt in verre landen. Veel natuurschoon onderweg.”
Armando
“Wat mij in de herinnering het meest treft is niet het feit dat zij het verleden herhaalt – maar dat zij het heden voedsel geeft. Zij geeft het heden een antwoord of een weerwoord, zij legt het de woorden in de mond en sluit in zekere zin alle rekeningen die door het gebeuren geopend zijn.”
Paul Valéry, (Cahiers 1911. Sans titre, VII, 361)
Jeugdervaringen uit de oorlog
“Nicht nur der Weg nach der Wahrheit scheint mehr wert als die Wahrheit selbst,
um Lessingsch zu reden; noch wervoller als der Weg selbst scheint der Wille zu solch einem Wege.”
Christian Morgenstern
« Le danger nous ôtait toute mélancolie. Nous parlions sans nous regarder.
Le temps nous tenait unis. La mort nous évitait. »
René Char
“Het gevaar ontnam ons alle melancholie. We spraken zonder ons aan te kijken.
De tijd hield ons bijeen. De dood week ons uit.”
Meer ‘bescheiden’ dan Kiefer maar met een even grote fascinatie voor het verleden van de Tweede Wereldoorlog en de geschiedenis is de Nederlandse kunstenaar Armando. Ook hij houdt van grote werken al nemen ze niet de ruimte in die Kiefer aan zijn schilderijen toekent. De beeldhouwwerken van Armando zijn echter ook massief, groot en zwaar. Ze drukken als het ware op het heden als een zware last. In die zin zijn er veel overeenkomsten in de tekenwaarde van het werk van Armando en Kiefer.
Armando (geboren 1929 te Amsterdam) is een veelzijdig kunstenaar. Naast schilder en beeldhouwer maakt hij muziek en schrijft hij poëzie en proza. Daarnaast speelt hij theater. Vanaf 1979 woont hij in Berlijn waar hij tien jaar zal blijven. Dat zijn vruchtbare jaren geweest voor de ontwikkeling van zijn werk. Van zijn werk en leven als kunstenaar zijn ook een aantal korte documentaires gemaakt.
Ik heb de eerste kennis gemaakt met zijn werk in het Stedelijk Museum te Amsterdam waar een aantal landschapsschilderijen hing in zwart-wit met titels als “Gefechtsfeld”, “Waldrand” en “schuldige Landschaft”. Jaren later toen ik zelf meer thematisch bezig was met het schilderen van landschappen en bij een antiquariaat een klein mapje met toeristische foto’s uit 1939 van de streek en het berglandschap Mayerhofen in Oostenrijk aantrof, besloot ik om deze foto’s te gebruiken bij een collage. Een van de foto’s bevatte de afbeelding van een dorpsplein met nazi-symbolen op een mast zoals je die zoveel aantreft in Duitse plaatsen in mei, de zogenaamde meiboom. De foto’s moeten dus gemaakt zijn na de “Anschluss”, de inlijving van Oostenrijk bij Hitler-Duitsland. Ik heb me toen de vraag gesteld in hoeverre het berglandschap getuige is geweest van de feiten die daarna hebben plaatsgevonden. Die vraag had ik waarschijnlijk niet gesteld als ik geen kennis had gemaakt met het werk van Armando en de fascinerende titel “Het schuldige landschap.”
Schuld als categorie van het landschap
EENS
Als het geluid van de angst is verstorven
en poten langzaam hun harige vertrouwdheid
met de grond hervinden,
als alle gangen
die nu uit de zware aarde omhoog voeren
naar ochtend of avond hun schuilhoeken prijsgeven,
als het bivak een wachter kan ontberen,
vreemde voetstappen niet langer de aandacht trekken
en de waakzaamheid wordt overgelaten aan
oude, doorgroefde, sinds duizenden jaren
begraven stenen.
Als het geluid van de angst is verstorven –
Carl-Erik af Geijerstam







Onschuldig Landschap? – naar aanleiding van Armando Schuldig Landschap 1993 – 50×70 pigment en foto op papier Maierhofen (1938)
Armando heeft in zijn poëzie en andere teksten zijn relatie tot het landschap uitgewerkt: “Ik noem het schuldig landschap, ik kan ook zeggen vijandig landschap. Goede voornemen: het landschap zal door mijn toedoen in zijn schulp kruipen. Ik ga behoedzaam in de aanval. Wees daar zeker van. Ik ga het landschap aanpakken, weer gaan heersen.” Het is meteen een verklaring waarom hij zo op deze wijze landschappen is gaan schilderen.
“Wat is een schuldig landschap. Voor de onwetenden, de veel te velen: Armando begon in de eerste helft van de zeventiger jaren reeksen schilderijen en tekeningen te maken, die hij ‘schuldig landschap’ noemde. Een schuldig landschap noemde hij een landschap dat heeft zien gebeuren, want in landschappen, in de schone natuur vinden ook de afgrijselijkste opvoeringen plaats. Veldslagen, sluipmoorden. Man tegen man. Aanleg en onderhoud van kampementen. Barakken. Plekken te kwelling van weerloze schepsels. Voornoemd landschap heeft zich daar nooit iets van aangetrokken, is zelfs zo schaamteloos geweest om gewoon door te groeien, het is een schande, ik raak er niet over uitgesproken. De confrontatie natuur-cultuur is een onbarmhartig gebeuren, gaat met pijn gepaard, geloof dat maar. Jaja, ik weet wel, het is zinloos om de natuur schuldig te noemen, maar kunst is ook zinloos, daarom is kunst zo onontbeerlijk. En gewetenloos. Sinngebung des Sinnlosen. Schuldig landschap dus. Jammer dat het je ontgaan is.”
Armando woonde in de buurt van een klein kamp in de buurt van Amersfoort, het “Polizei- und Durchgangslager Amersfoort.” Edith Stein, een Joodse die ingetreden was in het katholieke klooster van de zusters Carmelitessen te Echt, heeft hier nog gevangen gezeten voordat zij in 1942 in Auschwitz in de gaskamers werd vermoord. De nabijheid van deze plek, zo dicht bij huis heeft Armando altijd bezig gehouden. Zijn werk is een voortdurende actualisering van de thematiek van de oorlog. Daarom zou ik zijn landschappen een historische heterotopie willen noemen. Ze willen de toeschouwer meenemen, meevoeren naar deze werkelijkheid die hem niet loslaat. Een werkelijkheid die ook nu nog aanwezig is in het landschap dat wij betreden.
De herinneringen aan de oorlog zou je misschien ook een vorm van obsessie kunnen noemen. Zijn woorden wijzen in die richting: “Is de oorlog eigenlijk wel van jou?” ”Ongetwijfeld denken we slechts met een klein gedeelte van ons verleden; maar het is met ons totale verleden, de oorspronkelijke neiging van onze ziel inbegrepen, dat we verlangen, willen, handelen. Ons verleden doet zich dus in zijn geheel aan ons voor door zijn stuwkracht en in de vorm van strevingen, hoewel daarvan slechts een klein gedeelte tot voorstelling wordt.”
Paul Valéry schrijft over het geheugen als basis voor het denken. In Armando komt dit pregnant naar voren: “Het geheugen is het lichaam van het denken. Het denken bestaat alleen als het wordt uitgedrukt; in uitgedrukte vorm bestaat het uit geheugenelementen. Het denken uitdrukken betekent het samenstellen uit deze elementen. Het heden is niet anders dan een combinatie van het voorafgaande. Hoe kleiner de elementen zijn, hoe sterker de indruk van nieuwheid gewekt wordt.” (Cahiers 1920, L, VII, 598)
“Herinneringen zijn een last. Ze maken zich meester van de gedachten en vullen het hoofd. Kan er nog iets nieuws bij? Nauwelijks. Haast is de maat vol. Kunnen er niet wat herinneringen verwijderd worden om plaats te maken voor iets anders. Misschien. Maar dan moet men heel erg z’n best doen. Helaas wordt de broze gedachtegang hoofdzakelijk bestuurd en gevormd door de herinnering. De gedachten kunnen slechts kleine, kleine danspasjes maken. O, hoe moeilijk het is om het hoofd te verlaten. Hoe moeilijk het is om het leeg te scheppen. Hoe men moet zwoegen. En hoe men steeds het onderspit delft. Hoe men daar langzaam aan te gronde gaat.
IK zou zo graag es aan het verleden willen schudden, maar dat kan niet. Je gaat ook niet staan schudden aan een rots. Die blijft liggen waar ie ligt.
Ineens is iets kunst. Ineens zijn de stoutmoedige gedachten en daden van een troosteloos mens in het domein van de kunst terechtgekomen. Dat is, ik weet het uit ervaring, een streng en wrang domein, met eigen wetten en gevechten. Je kunt daar beter niet terechtkomen, want je wilt ook wel weer es terug en dat lukt je lang niet altijd. Mij is het nooit meer gelukt.”
Metafysiek van het landschap
Er is metafysica genoeg in denken aan niets.
Wat ik denk van de wereld?
Weet ik veel wat ik van de wereld denk
Als ik ziek werd zou ik daaraan denken.
Welk idee heb ik over de dingen?
Welke mening heb ik omtrent oorzaak en gevolgen?
Wat heb ik tot nu bespiegeld over God, de ziel,
Over de schepping van de Wereld?
Ik weet niet. Voor mij is daaraan denken de ogen sluiten
En niet denken. Het is de gordijnen dichtdoen
Van mijn raam (dat geen gordijnen heeft).
Het mysterie der dingen? Weet ik veel wat mysterie is!
Het enige mysterie is dat er zijn die denken over het mysterie.
Wie in de zon staat en de ogen sluit,
Begint met niet te weten wat de zon is
En heel veel dingen te denken vol van warmte.
Maar dan opent hij de ogen en hij ziet de zon,
En kan al nergens meer aan denken,
Want het zonlicht is meer waard dan de gedachten
Van alle filosofen en van alle dichters.
Het zonlicht weet niet wat het doet
En daarom faalt het niet en is het gemeengoed en goed.
Metafysica? Welke metafysica hebben die bomen?
Die van groen zijn en gekruind en takken hebben
En van vruchten geven op hun tijd, hetgeen ons niet doet denken
Ons, die niet bij machte zijn ze echt te zien.
Maar welke metafysica is beter dan de hunne,
Die is: niet weten waartoe ze leven
Noch weten dat ze het niet weten?
‘Innerlijke constitutie der dingen’…
‘Innerlijke zin van het Heelal’…
Dat alles is onecht, dat alles wil niets zeggen.
Het is ongelooflijk dat men denken kan aan dat soort dingen.
Het is als denken aan redenen en doeleinde
Wanneer het eerste ochtendlicht straalt, en langs de rand der bomen
Een zacht en glanzend goud de duisternis verdrijft.
Denken aan de innerlijke zin der dingen
Is overtollig, zoals denken aan gezondheid
Of als een glas water dragen naar het water van de bronnen.
De enige innerlijke zin der dingen
Is dat ze geen enkele innerlijke zin hebben.
Ik geloof niet in God omdat ik hem nooit heb gezien.
Als hij zou willen dat ik in hem geloofde,
Zou hij ongetwijfeld met mij komen praten
En mijn kamer binnenstappen
En mij zeggen, Hier ben ik!
(Dit klinkt misschien lachwekkend in de oren
Van wie, niet wetende wat kijken naar de dingen is,
Ook niet begrijpt degene die erover spreekt
Op de manier van spreken die het waarlijk zien der dingen leert.)
Maar als God de bloemen en de bomen is
En de bergen en zon en het maanlicht,
Dan geloof ik in hem,
En mijn hele leven is één gebed en één mis,
En een communie met de ogen en door de oren.
Maar als God de bomen en de bloemen is
En de bergen en het maanlicht en de zon,
Waarom dan noem ik hem God?
Ik noem hem bloemen en bomen en bergen en zon en maanlicht;
Want als hij, opdat ik hem zou zien,
Zich zon gemaakt heeft en maanlicht en bloemen en bomen en bergen,
Als hij mij verschijnt zijnde bomen en bergen
En maanlicht en zon en bloemen,
Dan is het omdat hij wil dat ik hem ken
Als bomen en bergen en bloemen en maanlicht en zon.
En daarom gehoorzaam ik hem,
(Wat weet ik meer van God dan God van zichzelf?),
Ik gehoorzaam hem door te leven, spontaan,
Als wie de ogen openslaat en ziet,
En ik noem hem maanlicht en zon en bloemen en bomen en bergen,
En ik heb hem lief zonder aan hem te denken,
En ik denk mij hem door te zien en te horen,
En ik ga met hem op ieder uur.
(1914)
Fernando Pessoa
Armando stipt met zijn werk en het commentaar dat hij geeft een metafysisch probleem aan: het probleem van het kwaad, kwaad dat niet alleen te maken heeft met de ethische oppositie van goed en kwaad, maar dat verder gaat dan ethiek. Het is de vraag naar het kwaad als zodanig. Verder dan het ingrijpen en handelen van mensen.
“Ik heb het al zo vaak gezegd, maar ik kan het niet genoeg herhalen: de schoonheid is niet pluis, de schoonheid is geen knip voor de neus waard, de schoonheid trekt zich nergens wat van aan.”
“Schoonheid, schoonheid? Als je even om de schoonheid heenloopt zie je het begin van een lange, angstige gil. Dat mag ik niet verzwijgen.”
“Het eigenaardige van zo’n plek, en van vele andere plekken, is dat er bomen omheen staan, de bomen van een trots bos, er staat geurend struikgewas, de vogels tsjilpen en kwetteren in de bomen, boven de bomen zijn de wolken, die zich in de hemel bevinden en de hemel bevindt zich boven de ronde aarde en de aarde schijnt te wentelen in het heelal.”
Armando vermoedt dat dit kwaad zichtbaar kan worden in de natuur. Hij wil dat inzicht aan de natuur ontworstelen.
“Alle schuld heeft zich in mij opgestapeld, een bouwwerk bijna. Ik ben ieders schuld. Ik ben langzamerhand degene, ik ben behoorlijk op weg, mij is een toon beschoren.”
Naast de ontroering en het gegrepen zijn is er de kunst om die schoonheid van het kwaad om te zetten, te transformeren. Dat kan troost bieden.
“Hemelhoge dennenwouden die me zo ontroeren. Ja de bossen boeien mij. Zij zien gebeuren. Zij zwijgen. Zij waaien zacht. Vooral de woudzoom heeft veel kwaad gezien. Soms beschijnt de zon de lange stammen, opdat ze schoon in hun verraad worden. Alles is hier mooi in toom.”
“Het is de schoonheid van het kwaad, die Schönheit des Bösen, het is de schoonheid die zich in de buik van het kwaad bevindt, die in het kielzog van het kwaad een plek zoekt om zich aan mij te vertonen, ofschoon ik er helemaal niet van gediend ben. Deze schoonheid noopt mij het kwaad naar het loze, want amorele dimensie van de kunst over te hevelen, en zie het kwaad is geen kwaad meer, het is kunst. Das unschöne Schöne, das furchtbare Schöne wordt kunst, met naar ik hoop das Erhabene, het verhevene als resultaat. Das Erhabene als die kunstliche Bändigung des Entsetzlichen.”
Maar het werk en de teksten van Armando blijven iets wanhopigs houden wat hij ook grif toegeeft: “Wat blijft me anders over dan wanhopig vlaggen te schilderen.” “Ze wapperen, soms met een hoge rug van kwaadheid.” “Vlaggen lijken soms op bijlen, dat ben ik te weten gekomen.” Kortom, met een woord uit de film samengevat, een kernachtig woord: “Onverrichterzake!”
Thema’s die voortdurend in zijn werk terugkeren zijn vaak elementen uit deze context van beklemming, opsluiting, gevangenschap en oorlog. Werken met de titels als “Kopf, Gestalt, Hand, Melancholie, Schwarze Landschaft, Leiter, das Rad, der Zaun, die Fahne, das Tier” beheersen het beeld. Na echter jarenlang gewerkt te hebben met hoofdzakelijk zwart en wit is de kleur teruggekeerd. Eerst aarzelend met een overheersing van de zwarte tinten, in 2005 in de werken “Seestück, das Schiff, Denkmal, der Arm, das Haus” overheersen andere kleuren.
De schilderijen met de titel “Seestück” hebben een duidelijke horizon. Maar ondanks de kleuren blijft Armando trouw aan zijn droevige bevindingen. Er is dan wel een horizon in dit laatste werk, er is kleur ook in de andere werken, de thema’s en de uitwerking ervan wijken niet af van het werk wat hierboven ter sprake kwam. Het meest kenmerkende is dat voor “Das Haus”. Het is een huis waar de vlammen uitbreken, een huis in brand en “der Arm” en “die Gestalt” leggen getuigenis af van de mistroostigheid van het landschap waarbinnen Armando zich geestelijk bevindt. Zijn werk is een historische heterotopie voor hem geworden waar geen ontsnappen uit mogelijk lijkt.
[…]
hij ligt.
zijn dag was al vervallen, de nacht vecht wild en stil.
hij ligt en wil een blind begin zijn van
bindend zien en denken.
wat is nog dag of duisternis?
ginds wil hij het wonder horen: klank van dankende aarde.
hij is gebonden aan hemel en doden, wier
toortsen dit lege land verlichten, maar verstaat
geen teken van leven.
haat gaf geen genezing;
de slapende helden zullen in waarheid ontwaken, dood
wordt zaad en adem.
zie, haar schoot wiegt hun spraakloze hoofden; laat
hun daden ontrijzen aan haar, de schaarse aarde.
wil deze zuil tot boom vervormen,
laat dit woord tot storm verworden,
maar dit sombre oog verschralen tot de dood mij vinden wil;
het vreest een wetend leven.
zij, die weten, kennen de dood, geen leven;
zij horen niet de bleke schreeuw, die spreken heet.
het woord wordt zonder klank geboren, voor wie
zal het dan klinken?
O, denkende, denkende schepping,
schuw licht dat schuldigen zegent,
zij roofden zonde na zonde en zwegen:
het kille kind werd woord en beiden overleefden.
Laat hem de stilte na jaren medeweten.
Armando








foto’s bij Kamp Amersfoort en ouder werk van Armando






Beste Mia
Ik heb je uit de lijst gehaald
Alle goeds
LikeLike