Uit: Boek van levenskunst Anselm Grün

 

 

Uit: Boek van levenskunst
Anselm Grün
Kampen Tielt 2003

Wat is dat eigenlijk, een levenskunstenaar? Iemand die enkel de zonnige kanten van het bestaan wil zien en leeft volgens het motto: Take it easy -wie zorgen heeft, is er zelf debet aan?
De meesten zijn het er -al knipogend -over eens: je kunt maar het beste Gods water over Gods akker laten lopen en een heleboel door de vingers zien. Belangrijk is wel: trek overal profijt van. En vooral: laat geen gelegenheid onbenut. Maar wacht eens even: lichtzinnig leven dus?
Zwaarder worden. Lichter zijn. Paul Celan heeft dat gezegd: het is allesbehalve het devies van levenskunstenaars van het o zo bekende type ‘ladykiller’ of ‘losbol’. Het is veeleer het tegendeel daarvan. Het is -in gecomprimeerde vorm – het nauwkeurigste antwoord op de vraag wat nu werkelijk levenskunst is.
‘Zwaarder worden. Lichter zijn.’ Dat is inderdaad een kunst: polariteiten niet uitsluiten, maar in balans leven. Letten op datgene wat werkelijk kostbaar is en zodoende het leven op zijn waarde schatten. En alle onnodige ballast afwerpen. Beide elementen bij elkaar brengen: gehechtheid en openheid. Geworteld en toch onafhankelijk leven. Verbonden met de aarde, gericht op de hemel.
Paul Celans devies wijkt -letterlijk en figuurlijk -helemaal niet zo veel af van datgene wat de oude abten al in de Egyptische woestijn zochten en wat tegenwoordig opnieuw wordt ontdekt. Anselm Grün herinnert graag aan een uitspraak die van Abba Antonius wordt overgeleverd: ‘Wanneer je ziet dat een jonge monnik met zijn eigen wil naar de hemel streeft, houd dan zijn voeten vast, trek hem naar beneden, want het heeft voor hem geen nut.’
De spirituele, teruggetrokken levende hemelbestormer gaat alleen maar op in zijn eigen dweepzucht. Maar ook wie alleen maar vastzit aan de grond, kan de hemel niet in zich dragen. Anselm Grün noemt het alternatief daarvoor ‘geaarde spiritualiteit’. Het is zijn bondige definitie van levenskunst. Daar zit in de eerste plaats een psychologische ervaring achter: geluk en ongeluk vinden hun wortels in ons eigen leven. Wie gelukkig willeven, hoeft niet eerst de wereld totaal te veranderen en ook niet eerst de uiterlijke omstandigheden naar zijn eigen wensen en denkbeelden om te vormen. Kijk naar binnen, onderken wie je zelf bent. De weg naar het geluk leidt naar binnen – tenminste in eerste instantie. Want datgene waar wij naar verlangen en datgene waar wij bang voor zijn en waar wij voor weglopen,
dragen wij allemaal in onszelf. Ons eigen hart, onze eigen werkelijkheid is de humus voor de plant die ‘geluk’ heet.
Maar daarachter zit ook een vaste overtuiging: het geloof dat het verlangen naar de hemel, naar een ‘eeuwig leven’ onuitroeibaar in ons aanwezig is, ja dat dit de eigenlijke waarheid is -ook al is ze verborgen of gecamoufleerd of toegedekt en aan het oog onttrokken. Wie het geheim van de transcendentie niet ziet, mist de kans van zijn leven: ‘leven in overvloed’.
‘Leven in overvloed’ is een metafoor voor het gegeven dat je de hemel werkelijk kunt vinden in het leven van alledag, in het hier en nu, en niet aan het lijntje wordt gehouden met een hiernamaals ooit eens ver weg. Maar hier wordt tevens bedoeld: we kunnen ook onze beperktheid rustig accepteren. Wat we nu al kunnen voelen, is iets waarvan wij de rijke voltooiing hoopvol verwachten. De spanning tussen verwachting en vervulling houdt ons nu vitaal- en zij zal eens definitief opgeheven zijn in de vervulling van alle verlangens. Het feit dat wij beperkt zijn, dwingt ons dus geenszins om het leven krampachtig als ‘laatste kans’ te zien en alles zoveel mogelijk gejaagd- gulzig nog snel naar binnen te schrokken. Het zware wordt licht
wanneer de gedachte aan de dood nog een gevoel van dankbaarheid oproept omdat ik mag leven, en mij attent doet zijn zodat ik nu bewuster ga leven.
Gelukkig-zijn en ongelukkig-zijn hebben dus ook spirituele wortels. Maar dat betekent tevens: attent zijn op de momenten waarop de eeuwigheid doorbreekt in het tijdelijke, momenten waarop alle koortsachtige haast tot rust komt en alle tegenstellingen ineens opgeheven zijn. De relatie met het transcendente is doorslaggevend. Dat bepaalt mijn eigenlijke waarde. Dat is de grond die mij zekerheid geeft. Maar zonder de hemel boven ons verliezen wij de grond onder ons. Je kunt dat vergelijken met een boom die geworteld is in de grond maar zijn kracht ook haalt uit de takken, de ‘luchtwortels’, zijn gerichtheid naar boven. Wie zich uitstrekt naar het transcendente, komt volgens Grün in contact met een kracht die alles fundamenteel verandert. Dat is de allesbeslissende factor, want deze kracht
is de liefde die jouw leven sterk, heilig, onaantastbaar en heel kan maken. Wie zich dat realiseert, kan anders leven.
Ook al bestaan er geen recepten en geen systematisch geformuleerde instructies voor zo’n soort leven, deze visie heeft toch heel praktische consequenties voor het leven van alledag, voor de omgang met onszelf, voor ons werk, voor relaties met andere mensen, voor ons gevoel en onze indeling van tijd. En voor onze houding ten opzichte van het leven in het algemeen.
De kern van het geluk is voor Anselm Grün: wees wie je bent –maar houd je niet voortdurend bezig met je ego. Maak jezelf niets wijs. Accepteer dat je geen held bent, en beschouw jezelf niet als zo belangrijk. Werk aan je zwakke kanten. Maar bijt je er niet in vast – laat ze los. Accepteer jezelf met je ongerijmdheden, je tegenstellingen. Want alleen als je het uithoudt met jezelf, kom je verder. Alleen
dan word je menselijk. Wie barmhartig omgaat met zichzelf, kan ook goed zijn voor anderen.
Wie bij zichzelf blijft, kan vervolgens ook een zegen worden voor anderen. Onttrek je dus aan de verwachtingen die anderen ten opzichte van jou hebben. Leef zelf, en laat je niet bepalen door druk van buiten. Pas je niet aan, maar zoek de harmonie met de diepste kern in jezelf- en je zult de harmonie met jezelf niet alleen vinden, maar deze ook weer kunnen uitstralen. Zoek diepgang in je relaties en accepteer deze relaties als een geschenk: in vriendschap en in liefde. Vertrouw op de liefde -en doorleef haar heel intens. Alleen met je hart zie je goed.
Werk en contemplatie hoorden voor de monniken altijd al bij elkaar. Van hen kunnen we ook vandaag de dag nog veel leren. Wees dus actief. Maak je werk zinvol, maai ga er niet in op. De balans in je leven is uiterst belangrijk. Benut de tijd om jezelf en anderen te vinden. Raak jezelf niet kwijt in de stress van het dagelijkse leven. Zoek de stilte op. Wie fundamenteel wil veranderen, wie wil groeien en volwassen wil worden, heeft veel rust nodig. Geef je ziel de ruimte om te ademen. Laat je niet terneerdrukken door nederlagen en emotionele wonden. Alles kan een kans worden om opnieuw te beginnen. In het middelpunt van deze levenskunst staat een oervertrouwen dat kan zeggen: maak je niet bezorgd. Leef nu. Wees er helemaal op dit moment -en geniet ervan. Daarmee wordt niet bedoeld dat je verwende ziel zoveel mogelijk vertroeteld moet worden. Het betekent veeleer: word wakker om te leven. Wees niet constant ergens anders, maar hier, bij jezelf, bij de man of vrouw die een nauwe relatie met je heeft, bij datgene wat juist nu belangrijk is. Klamp je niet vast aan datgene wat is geweest. Laat het los.
Zwaarder worden. Lichter zijn. Beide elementen kunnen samen gaan: het loslaten en de overvloed, de hemel en de aarde, tijd en eeuwigheid, het menselijke en het goddelijke. Het is de kunst om ontvankelijk te zijn voor beide aspecten en de balans tussen deze twee polen steeds weer opnieuw te vinden.
Is deze levenskunst moeilijk? Ja en nee. Maar uiteindelijk wordt zij gekenmerkt door een bovenaardse opgewektheid, die het midden houdt tussen hemel en aarde. Voor Anselm Grün culmineert levens- kunst namelijk in een uitspraak van Augustinus: ‘Leer dansen, anders weten de engelen in de hemel niets met jou te beginnen.’
Dat herinnert aan een spreuk -vele eeuwen later -van Friedrich Nietzsche: ‘Het goede is gemakkelijk. Al het goddelijke loopt op tere voetjes.’ Een dergelijke zwierige lichtvoetigheid die verlossing brengt, hier en nu en in je eigen leven -dat zou de hemel op aarde zijn.

Anton Lichtenauer

DE SCHAT IN JOU
HET SPROOKJE VAN DE drie talen laat met een mooi verhaal zien hoe wij moeten omgaan met onze hartstochten en emoties. In dit sprookje stuurt een graaf zijn zoon naar een leraar in een stad in het buitenland om hem iets zinvols te laten leren. Na een jaar komt hij terug. Hij heeft de taal van de blaffende honden geleerd. De vader stuurt hem vol woede naar een andere leraar. Maar ook hier voldoet hij niet aan de verwachtingen en wensen die zijn vader ten aanzien van hem heeft: hij leert de taal van de kikkers en in het derde jaar de taal van de vogels. De vader geeft het bevel hem te doden. De dienaren hebben medelijden met hem, en daarom kan hij vluchten. Hij komt in een burcht en wil daar overnachten. Maar de kasteelheer kan hem alleen maar de toren aanbieden waarin wilde, blaffende honden huizen. Hij is echter niet bang voor die honden en praat vriendelijk met ze. Dan verraden ze hem dat ze alleen maar zo wild zijn omdat ze een schat bewaken. Ze helpen hem de schat op te graven, en de honden verdwijnen. De jongeman gaat verder naar het zuiden en komt langs een vijver waarin de kikkers over hem praten.
In Rome is zojuist de paus gestorven. De kardinalen worden het erover eens dat God door een wonder zal aangeven wie zij tot paus moeten kiezen. Dan komt de jongeman de kerk binnen, en twee witte duiven gaan op zijn schouder zitten. Dat is voor de kardinalen het wonder, en zij kiezen hem tot paus. De paus is hier een symbool van het vermogen om anderen in hun leven te kunnen begeleiden. Met andere woorden: wij moeten eerst de taal van onze blaffende honden en de taal van de kikkers begrijpen om de taal van de geest te kunnen spreken. Waar de honden in ons blaffen, ligt ook de schat. Het komt er ook in ons leven op aan om de taal van deze elementaire krachten te begrijpen en de schat waar zij een symbool van zijn, in ons te ontdekken. Het kan erg bevrijdend zijn om je er niet meer voor te schamen dat er agressie en problemen zijn. Op het terrein waarop iemand de meeste problemen heeft, zou hij ook in contact kunnen komen met het beeld dat God van hem heeft gemaakt.

GEDACHTENTOELATEN
DE VELE PSYCHISCHE OORZAKEN voor de rusteloosheid van de mens laten zien dat de onrust niet uitsluitend kan worden veranderd door uiterlijke wijzigingen. Alleen wie in alle rust zijn onrust onder ogen ziet, de oorzaken bekijkt en naar wegen zoekt om in harmonie te komen met zichzelf, zal de rust vinden waar hij naar verlangt. Wanneer ik mijn innerlijke onrust trotseer en deze preciezer bekijk-
kan ik misschien ontdekken wat zich in die onrust manifesteert. Dan merk ik dat deze onrust een betekenis heeft. De onrust wil mij bevrijden van de illusie dat ik mijzelf door discipline kan verbeteren en mijzelf onder controle kan krijgen. De onrust laat mij mijn machteloosheid zien. Wanneer ik mij daarmee verzoen, wordt mijn ziel gezuiverd en krijg ik opnieuw helderheid van binnen. Ik voel midden in mijn onrust een diepe vrede. De onrust mag er dus zijn. Wij zijn niet verantwoordelijk voor de gedachten die in ons opkomen, maar alleen voor de manier waarop wij daarmee omgaan. Wij zijn dus niet slecht wanneer gedachten ons bestoken. Want niet wij bedenken deze gedachten, maar ze komen van buiten op ons af. Dit onderscheid tussen ons als persoon en de gedachten die ons binnen-
stromen, geeft ons eigenlijk pas de mogelijkheid goed om te gaan met deze gedachten. Dan zullen we onszelf niet meteen beschuldigen wanneer er bijvoorbeeld haat of jaloezie in ons is. We zullen veeleer gaan nadenken over hoe wij et zo op kunnen reageren dat we er niet door worden beheerst.

ACHTER DE FACADE
DE ATHEISTISCHE FILOSOOF ERNST Bloch heeft in een interview op zijn 90e verjaardag gezegd: ‘Ik heb in mijn leven ontdekt dat het verlangen de enige eigenschap van de mens vormt die werkelijk eerlijk is.’ In alle situaties kan de mens liegen. Overal kan iets onechts en verkeerds binnensluipen. Liefde kan geveinsd zijn. Beleefdheid alleen maar aangekweekt. Hulp kan uit egoïstische motieven plaatsvinden.
Maar bij zijn verlangen kan de mens niet manipuleren. De mens is zijn verlangen. Ik maak vaak mensen mee die alles wat ze doen in de mooiste kleuren moeten afschilderen. Wanneer zij over hun vakantie vertellen, dan was alles schitterend. Als ze hebben deelgenomen aan een cursus, dan was dat de intensiefste ervaring die ze ooit hebben opgedaan. Soms verdenk ik hen ervan dat ze alles zo rooskleurig moeten voorstellen om hun teleurstelling te verbergen. Eigenlijk is hun leven middelmatig. Tijdens de vakantie waren er veel meningsverschillen met hun partner. Maar naar buiten toe moeten ze er enthousiast over vertellen. Ze moeten voor zichzelf als het ware bewijzen dat alles wat ze doen, goed is. Maar achter de façade ziet het er heel anders uit.
Door het verlangen ga ik mijn leven eerlijk bekijken. Ik hoef niet te overdrijven. Ik hoef anderen niet te bewijzen hoe intens mijn ervaringen zijn en welke reusachtige vorderingen ik maak op mijn innerlijke weg. Ik neem mijzelf zoals ik ben, ik ben normaal maar ik ben ook zoekend, ik worstel met een heleboel dingen, ik ben succesvol en ik heb soms geen succes, ik ben sensibel en niet-sensibel, spiritueel
en tevens oppervlakkig. Ik mag mijn leven bekijken zoals het werkelijk is. Want mijn verlangen reikt verder dan dit leven. In mijn verlangen manipuleer ik niet. Het verlangen is er gewoon. En alleen als er verlangen bestaat, is er werkelijk leven. Alleen wanneer ik mijn verlangen eerlijk bekijk, kom ik mijn leven op het spoor, ontdek ik mijn eigen vitaliteit. En als ik een steeds grotere vitaliteit op het spoor kom, ontdek ik God. Spiritualiteit -en de kunst van een intenser leven -houdt voor mij in dat ik het spoor volg van mijn eigen vitaliteit, dat ik mijn verlangen vertrouwen mij daardoor Iaat leiden naar de ruimte en de vrijheid, de liefde en de vitaliteit.

WEES GOED VOORJEZELF
WEES GOED VOOR JEZELF, dat betekent in de eerste plaats: ga barmhartig om met jezelf. Goed zijn voor jezelf betekent namelijk: meevoelen met jezelf. Het wil zeggen: je verbonden voelen met het gekwetste kind in jou en medelijden hebben met dat kind. Met de meevoelende blik van het hart kijken naar je eigen innerlijke verwondingen en met de liefde van een hartelijke sympathie daarop reageren. Niet woest tekeergaan tegen je eigen zwakke kanten, maar je er vol genegenheid op richten en met ze meevoelen. Alleen onder een liefdevolle blik zal hun miserabele staat veranderen. Goed zijn voor jezelf betekent dus niets anders dan: je eigen hart openen voor datgene wat in jou eenzaam en ongelukkig is. Wanneer je de kunst verstaat hartelijk en barmhartig om te gaan met het miserabele in jou, kan juist dit armzalige een bron van zegen -en een bron van intenser geluk -worden.
Goed zijn voor jezelf, dat betekent niet: je altijd en overal verontschuldigen en je eigen fouten niet zien. Maar ook niet het tegenovergestelde: het is niet goed voor jou om steeds alleen jezelf te: beschuldigen, je te kwellen met schuldgevoelens en altijd alleen maar het slechte in jezelf te ontdekken.
Leer accepteren dat je geen held bent. Laat je niet verlammen door je fouten en zwakheden. Bekijk ze, verdring ze niet, accepteer dat je feilbaar bent -en werk aan je zwakke kanten. Maar bijt je er niet in vast. Laat ze los. Wanneer God jou vergeeft, mag jij ook jezelf vergeven. Wees barmhartig voor jezelf.

ONTHAASTEN
‘[…] HIJ DIE GELOOFT, HAAST niet’ Jes. 28,16 in de vertaling van het
NBG).
Niet alleen in de economie, op alle terreinen van de maatschappij worden processen steeds meer versneld. Wijze mensen houden het daarentegen op onthaasting. Daarachter gaat het inzicht schuil dat de mens ziek wordt wanneer zijn leven steeds sneller gaat. De profeet Jesaja heeft al 2700 jaar geleden onderkend dat de basis van alle versnelling en alle haast een gebrek aan vertrouwen is. Wie vertrouwen heeft, Iaat de dingen zoals ze zijn. Hij vertrouwt op de groei die in alle dingen besloten ligt. Een plant groeit volgens een innerlijke wetmatigheid. Ook de mens heeft een ritme dat bij zijn leven past. Wanneer dit ritme steeds sneller wordt, kan zijn ziel het niet bijbenen. Zijn ziel raakt in verwarring. Wie denkt dat hij steeds sneller moet worden, wordt uiteindelijk door angst voortgedreven. Angst is de drijfveer van de verhaasting. Wie bang is, kan niet stil blijven staan. Hij kan niet wachten. Hij kan niet toekijken. Hij moet alles zelf krampachtig vasthouden, omdat hij denkt dat hij anders alle controle verliest. Hij wantrouwt alles wat hij niet zelf doet. En hij is bang voor de kleine pauzes in het leven van alledag. Dan wordt hij
immers geconfronteerd met zichzelf: Maar dat kan hij niet verdragen, dus moet hij altijd bezig zijn, altijd iets te doen hebben. Om zijn hart niet te hoeven voelen. Om de angst en de onrust van zijn hart niet waar te nemen.

EEUWIGHEID IS NU
DE MENSEN BRENGEN AL hun tijd door met voorbereiden, voorbereiden, voorbereiden… Alleen maar om dan het leven hierna volledig onvoorbereid tegemoet te gaan.’ Dat zegt de Tibetaanse wijze Drakpa Gyaltsen over de mensen in het westen.
Veel mensen bereiden zich inderdaad constant voor om werkelijk te kunnen leven, in plaats van het leven aan te nemen dat er al is. Het leven is er ieder ogenblik. Wie zich helemaal op het huidige moment concentreert, leeft nu al. Maar vaak gebruiken wij onze spirituele of ook psychologische technieken en methoden uitsluitend om ons te wapenen voor de toekomst. Wij geloven dat we pas aan de eisen van dit moment kunnen voldoen, als wij ons hele verleden hebben verwerkt. Maar sommigen blijven steken in de verwerking van de trauma’s uit hun levensgeschiedenis. Ze komen nooit aan hun leven toe. Anderen bereiden zich met goede bedoelingen voor om ooit eens kalm en opgewekt te kunnen leven. Ze blijven echter steeds maar bezig met hun voornemens, die ze toch niet realiseren. En ze worden nooit vrolijk van binnen, ook al is die blijmoedigheid in potentie reeds in hen aanwezig. Ze zouden alleen maar al die druk moeten loslaten waarmee zij zichzelf dwingen te voldoen aan de voorwaarden om te kunnen leven. Pressie brengt geen leven tot stand. Daardoor worden mensen enkel en alleen belet om werkelijk te leven. Het leven is ieder ogenblik aanwezig. Het ligt voor het oprapen. Ik hoef het alleen maar op te pakken. Ik heb geen lange voorbereiding nodig. De volgende stap is een stap naar het leven toe, wanneer ik deze stap bewust zet. Wie zich helemaal op dit moment concentreert, voelt hier en nu al dat tijd en eeuwigheid samenvallen. Voor hem breekt de eeuwigheid door in de tijd. Hij heeft nu al een antenne voor het eeuwige leven, voor het ‘leven hierna’. Hij betrekt de dood bij zijn leven. Hij associeert de dood niet met iets in de toekomst, waar hij zich op moet voorbereiden, maar met iets dat hem uitnodigt om in het nu te leven.

WORD WAKKER EN ZIE DE WERKELIJKHEID ONDER OGEN
JE KUNT JE DROMEN pas verwezenlijken als je eruit ontwaakt,’ heeft levenswijze realist eens gezegd. leder van ons kent jongensdromen. Als kind wilden we een zeer speciaal beroep kiezen. In onze jeugd droomden we van een grote liefde. Ook nu nog dromen we steeds weer, niet alleen van een mooie vakantie, maar we dromen ook dat we slagen in ons leven. Dromen brengen ons in contact met onze eigen mogelijkheden. Dat geldt voor onze nachtelijke dromen, waarin we worden geconfronteerd met onze innerlijke werkelijkheid, maar waarin we tegelijkertijd ook ontdekken welke stappen we moeten zetten om ons leven harmonisch te laten verlopen. Het geldt vooral voor onze dagdromen, waarin wij dromen van een leven dat lukt. Soms bouwen we in onze dromen luchtkastelen. Ze brengen niks op gang. We vluchten weg in onze dagdromen om de trieste werkelijkheid te ontlopen. Maar zulke dromen veranderen ons niet.
We moeten eerst ontwaken uit zulke dromen. We moeten eerst inzien dat we hebben gedroomd, en we moeten eerst onderkennen wat zich in onze dromen heeft afgespeeld, welk verlangen In onze dromen tot uiting kwam. Dan kunnen we nuchter nadenken over de vraag wat wij van onze dromen kunnen realiseren, en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat ze werkelijkheid worden.
Mystiek- dat vindt de spirituele auteur Anthony de Mello -betent: wakker worden en de werkelijkheid onder ogen zien. Soms slapen we en dromen we, we sussen onszelf in slaap in onze dagdromen. Maar we weigeren wakker te worden. Toch kan alleen degene die wakker is, zijn leven zelf inrichten. De ander leeft als het ware in een droom. Hij leeft in een eigen wereld, ronder contact met de werkelijkheid en zonder de mogelijkheid om zijn werkelijkheid te beïnvloeden en vorm te geven. Dromen zijn geen bedrog. Ze onthullen essentiële aspecten van onze ziel. We kunnen onze dromen echter alleen maar realiseren als we bereid zijn om wakker te worden en de werkelijkheid zoals die is, onder ogen te zien.

MIDDEN IN DE TIJD
OvER DE VERHOUDING TUSSEN tijd en eeuwigheid schrijft Angelus Silesius, de auteur van de Reiziger als Cherubijn, het beroemde vers:
Tijd is als eeuwigheid en eeuwigheid als tijd,
Als je maar niet zelf het onderscheid maakt.
Ikzelf ben de eeuwigheid, als ik de tijd verlaat
En mij in God en God in mij samenvat.
Het zijn moedige, paradoxale verzen. Maar deze ervaring is niet meer te verklaren, ook al hebben mystici steeds weer geprobeerd om het geheim van de eeuwigheid midden in de tijd te beschrijven. Voor hen is de contemplatie, de aanbidding, het gebed in het algemeen, de plaats waar de mens de tijd te boven kan komen.
In de verzen van Angelus Silesius klinkt de ervaring door van Meister Eckhart. Deze mysticus heeft zich steeds weer beziggehouden met het geheim van tijd en eeuwigheid. Het gaat hem om de ervaring van eeuwigheid midden in deze tijd. Volgens Meister Eckhart is het essentieel ‘dat de mens almaar voortschrijdt en uitstijgt boven alles wat geschapen is, boven al het tijdelijke en al het zijnde
en doordringt tot de bodem, die onpeilbaar diep is.’ In de eenwording met God overstijgt de mens de tijd, dan heeft hij deel aan de eeuwigheid. Eckhart gaat ervan uit dat God de tijd overstijgt. En in dit opzicht is de ervaring van God ook altijd een ervaring van datgene wat de tijd te boven gaat, van het eeuwige. Wanneer ik in de contemplatie één word met God, dan houdt op dat moment de tijd op te bestaan. Er is geen vroeger of later. Er is alleen het pure heden. Van zo’n ogenblik kunnen wij vaak niet zeggen hoelang het duurt. Vroeger spraken ze van verlichting, de boeddhisten noemen het satori. Ineens flitst er in ons iets op. Wanneer we in onszelf het innerlijke licht aanschouwen, dan kan het zijn dat we na een half uur op ons horloge kijken en het gevoel hebben dat we maar een kort moment
hebben gezeten. De tijd stond stil omdat God zelf ons heeft aangeraakt. Wanneer Hij ons aanraakt, wanneer Hij ons vastpakt, dan houdt de tijd op te bestaan, dan is er eeuwigheid.

STRESS EN FLOW
IN HET KLOOSTERLEVEN WAREN er steeds weer stromingen die werken beschouwden als hindernis tijdens het spirituele proces. Maar de gezonde traditie zag het anders. Werken is belangrijk voor mijn spirituele proces. In de eerste plaats is mijn werk een belangrijke bron van zelfkennis. In mijn werk leer ik mijzelf kennen met mijn capaciteiten. Maar ik ontdek ook mijn schaduwkanten. Spirituele leiders
kunnen aan de manier waarop iemand werkt, zien hoe het er in zijn ziel uitziet. Wie chaotisch werkt, diens ziel lijkt in de war te zijn.
Tijdens mijn werk stuit ik steeds weer op mijn grenzen. Emoties als woede en irritatie duiken op. Ze laten me mijn gevoelige plekken en pijn verdrongen behoeften zien.
Er zijn mensen die spiritualiteit verwarren met religieus narcisme. Ze zijn alleen maar met zichzelf bezig. Werken betekent: je door God laten gebruiken, jezelf en je voorkeuren loslaten. Of ik in mijn werk getrest ben of niet, is eigenlijk een spiritueel probleem. Wie zichzelf in zijn werk wil bewijzen, wie bij zichzelf en bij anderen een goede indruk wil maken, put uit eigen kracht. En die kracht raakt gauw op.
Maar wie zijn innerlijke bron heeft gevonden, de bron van de heilige Geest, laat zijn werk van binnenuit stromen. Degene die alles laat stromen, die leeft volgens het principe: ‘let it flow’, kan veel werk aan zonder moe te worden.
Er zijn afdelingschefs die hard werken. Maar hun werk stimuleert de anderen niet. Integendeel, ze stralen in hun manier van werken een onbewuste agressiviteit uit. Ze verbergen zich achter hun werk om verschoond te blijven van kritiek. De medewerkers voelen de verdrongen agressiviteit in de overdreven manier van werken en worden daardoor eerder verlamd dan gemotiveerd.
Je manier van werken laat zien of jij je werk doet vanuit een spirituele houding ofwel uit egoïstische motieven. Je wilt bijvoorbeeld je waarde bewijzen omdat jij je eigenlijk waardeloos voelt. Wanneer jij je werk gebruikt om andere doelen te bereiken (vergroting van je gevoel van eigenwaarde, enz.), zul je nooit werkelijk vrucht dragen.

HET GEHEIM VAN HET HART
EEN VAN DE BEROEMDSTE uitspraken van Antoine de Saint-Exupéry, die veel mensen nog steeds raakt, staat in zijn parabel van De kleine prins, dat verhaal over de zoektocht van de mens naar geluk: ‘Adieu, zei de vos. Hier mijn geheim. Het is heel eenvoudig: je ziet alleen maar goed met je hart. Wat essentieel is, is voor de ogen onzichtbaar.’
De Duitse taal heeft voor de drie begrippen ‘geloven’, ‘liefhebben’ en ‘loven’ hetzelfde stamwoord: ‘liob’ = goed. Geloven betekent ‘voor lief nemen’, ‘goedvinden’. Liefde is: het goede dat ik in de ander zie, goed behandelen. En loven betekent: het goede in iemand ook aanspreken en goed spreken over de ander en hem w de ruimte geven om te groeien en zich te ontwikkelen.
De taal en wat daarin aan wijsheid is opgeslagen, congrueert met de ervaring van de vos uit De kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry. Het hart ziet goed. En door goed te zien ontdekt het hart het goede in de ander. Wie een zwartkijker is, zal alleen maar het donkere in de ander waarnemen. Het lichte en heldere, het goede en milde zal hij over het hoofd zien. Alleen wanneer ik met mijn hart naar mijn buurman kijk, behandel ik hem rechtvaardig. Maar de voorwaarde is dat mijn hart goed is, dat ik geen destructieve gedachten in mijn hart toelaat. De man wiens hart een moordkuil is, kan ook niet goed kijken en kan het goede in de ander niet zien.
Wat essentieel is, is voor de ogen onzichtbaar. De ogen zien de oppervlakte. Ze nemen waar hoe de gelaatstrekken van de ander zijn. Ze zien de ergernis, de ontevredenheid, de geslotenheid, de hardheid, het verdriet en het leed. Het hart kijkt dieper. Het kijkt achter het gezicht van een mens. Het kijkt in zijn hart. En het ziet in het hart van ieder mens het verlangen om goed te zijn, om in vrede te leven met zichzelf en de wereld, het verlangen om zichzelf en zijn beschadigde leven aan God te laten zien, in God genezing te vinden en in harmonie te komen met zichzelf
Wat essentieel is in een mens, is onzichtbaar. Maar ook de essentie van deze wereld is onzichtbaar.
Levenskunst is: met je hart zien. Alleen wanneer ik met mijn hart kijk, ontmoet ik in een bloem de schoonheid van haar schepper en in een boom mijn eigen verlangen om stevig geworteld te zijn in een diepere grond. Alleen dan ervaar ik zelfs bij het zien van een boom het verlangen om de persoon te worden die God in mij heeft
bedoeld, en zo op te bloeien dat anderen in mijn schaduw geborgenheid en in mijn nabijheid troost vinden.
Alleen het hart ziet in alles de sporen van die ultieme werkelijkheid en zekerheid, die mij vanuit het gelaat van ieder mens en vanuit iedere steen en iedere grasspriet aankijkt en tegen mij zegt: ‘Jij bent geliefd. Liefde omringt jou in alles wat jij ziet.’

HERSCHEP JE VERWONDINGEN
IEDEREEN IS IN DE loop van zijn leven gekwetst. Mijn ervaring is echter: vandaag de dag zijn veel mensen constant bezig met hun trauma’s. Er is een ziekelijke neiging om alle verwondingen uit je kinderjaren te ontdekken, om ze vervolgens te kunnen verwerken. Daarachter zit de gedachte dat je perfect moet zijn en een heleboel moet presteren. We denken dat we alle trauma’s moeten wegwerken, dat we alles wat ons ziek maakt, in ons leven moeten uitwissen. Maar dit is een doodlopende weg. Willen we echt verder komen, dan moeten we ons verzoenen met datgene wat ons heeft gekwetst. Voor Hildegard von Bingen is het de kunst van de menselijke zelfwording om onze verwondingen te herscheppen in parels. Hoe kan dat?
Om mijn trauma’s te kunnen herscheppen in parels moet ik deze verwondingen eerst zien als iets kostbaars. Als ik in een bepaald opzicht gekwetst ben, ben ik ook sensibel voor de mensen. Ik begrijp hen beter. En nog belangrijker: als ik gekwetst ben, kom ik in contact met mijn eigen hart, met mijn ware wezen. Ik Iaat de illusie varen dat ik geheel en al sterk, gezond en perfect zou zijn. Ik zie in dat ik broos ben. Dat houdt mij vitaal en maakt mij menselijker, barmhartiger en milder. Op de plek waar ik gekwetst ben, ligt ook mijn schat. Daar kom ik in contact met mijn ware zelf en met mijn roeping. Daar ontdek ik ook mijn capaciteiten. Alleen een arts die zelf gewond is, kan genezen -dat wisten de Grieken al.
Maar met het ‘herscheppen van mijn verwondingen in parels’ bedoel ik nog iets anders. Voor mij zijn trauma’s de eigenlijke plekken van godservaring. Hoe moeten we dat opvatten? Ik neem mijn angst als voorbeeld. Als ik tegen mijn angst vecht, zal ik er steeds door achtervolgd worden. Als ik bij God met mijn angst praat en deze angst toelaat, als ik vraag waar ik precies bang voor ben, wat de eigenlijke kern van mijn angst is, dan daal ik steeds dieper af in mijn angst. En op de bodem van mijn angst kan ik een diepe innerlijke vrede ervaren. Op de bodem van mijn angst kan ik God ervaren als Degene die mij accepteert met mijn angst. Ik ben met mijn angst bij Hem in goede handen. Of als ik het voorbeeld van mijn gevoeligheid
neem: ik geef toe dat ik gevoelig ben.
Ondanks mijn spirituele ontwikkeling kan ik er nog altijd slecht tegen als mensen kritiek op mij hebben, als mensen mij afwijzen of negeren. Als ik mij daarmee verzoen, dan kom ik door mijn gevoeligheid op dit punt steeds dieper in contact met mijn gekwetste hart, dat verlangt naar liefde, naar onvoorwaardelijke acceptatie. Dan voel ik op de bodem van mijn getraumatiseerde hart iemand die zijn vaderlijke en moederlijke hand boven mij houdt, die mij liefdevol aanraakt en tegen mij zegt: ‘Ik ben bij je. Je hoeft helemaal niet zo sterk te zijn als je zelf graag zou willen. Zoals je bent, is het goed. Juist zo ben je voor Mij waardevol. Juist zo houd Ik van je.’

OP ANDEREN AFSTAPPEN
VEEL MENSEN DENKEN TEGENWOORDIG dat ze vooral hun eigen grenzen moeten bewaken om niet te veel van zichzelf te vergen. Maar vaak genoeg voelen ze zich opgesloten binnen hun enge grenzen, en het leven in hen sterft af.
Durf op andere mensen af te stappen, niet om je eigen slechte geweten te sussen, maar vanuit een innerlijke onafhankelijkheid. Ontwikkel fantasie om te bedenken hoe je vreugde kunt brengen in het leven van de mensen die jij ontmoet. De rozen die jij brengt in het leven van andere mensen, verspreiden hun geur niet alleen voor
hen maar ook voor jou. Ze vervullen ook jouw hart met liefde en vreugde.
Doordat jij je richt op andere mensen, komt er in jou iets op gang, word jij innerlijk vrij en ruim. Dat was het geheim van de heilige Elisabeth. De legende van het rozenwonder vertelt daarvan. Het zou ook het geheim van jouw leven kunnen worden.
TOT EEN ZEGEN WORDEN
MENSEN IN NOOD TREFFEN wij ook vandaag de dag nog aan, we hoeven onze ogen maar open te doen. Misschien denk jij: ‘Waar moet ik nou nood lenigen? Ik heb toch niks te bieden. Ik heb geen bijzondere capaciteiten.’ Maar ook jij -zoals je bent -kunt een bron van zegen worden. Je hoeft niets bijzonders te kunnen. Je hebt geen buitengewone begaafdheid nodig. Vertrouw erop dat God jou tot een bron van zegen heeft gemaakt voor anderen. Je moet alleen je eigen spoor vinden, je moet de manier ontdekken waarop jij voor anderen tot een zegen kunt worden. Als jij authentiek leeft en feeling hebt voor de mensen die jou nodig hebben, dan zal ook jouw leven vruchtbaar worden voor deze wereld.