Kerst ANNO 2023

Maria hart

 Kerst 2014 – (50×70 cm) uit de serie rond Maria. Deze serie (2014) was een reflectie op alle teksten uit de bijbel waarin de naam van Maria wordt genoemd – zo ook in het kerstverhaal uit Lucas:  Maria bewaarde de woorden van de herders in haar hart (Lucas 2,19). De hele serie is te bekijken op: https://levenshorizonten.com/2017/03/02/life-of-mother-mary/

Ondanks een donkere wereld met veel mensen met donkere harten die hun wezen hebben afgesloten voor het licht van de liefde en de vrede: toch een zalig kerstfeest en voor 2024 alle goeds in alle opzichten.


Sobre el tiempo presente

Se freres vous clamons, pas n’en devez
Avoir desdaing, quoy que fusmes occis
Par justice.
BALLADE DES PENDUS

Escribo desde un naufragio,
desde un signo o una sombra,
discontinuo vacío
que de pronto se llena de amenazante luz.

Escribo sobre el tiempo presente,
sobre la necesidad de dar un orden testamentario a nuestros
gestos,
de transmitir en el nombre del padre,
de los hijos del padre,
de los hijos oscuros de los bijos del padre,
de su rastro en la tierra,
al menos una huella del amor que tuvimos
en medio de la noche,
del llanto o de la llama que alla vez alza al hombre
al tiempo ávido del dios
y arrasa sus palacios, sus ganados, riquezas,
basta el tejo y la úlcera de Job el voluntario.

Escribo sobre el tiempo presente.

Con lenguaje secreto escribo,
pues quién podría darnos ya la clave
de cuanto hemos de decir.
Escribo sobre el hálito de un dios que aún no ha tornado forma,
sobre una revelación no hecha,
sobre el ciego legado
que de generación en generación llevará nuestro nombre.

Escribo sobre el mar,
sobre la retirada del mar que abandona en la orilla
formas petrificadas
0 restos palpitantes de otras vidas.
Escribo sobre la latitud del dolor,
sobre lo que hemos destruido,
ante todo en nosotros,
para que nadie pueda edificar de nuevo
tales muros de odio.

Escribo sobre las humeantes ruinas de lo que creímos,
con palabras secretas,
sobre una visión ciega, pero cierta,
a la que casi no han nacido nuestros ojos.
Escribo desde la noche,
desde la infinita progresión de la sombra,
desde la enorme escala de innumerables números,
desde la lenta ascensión interminable,
desde la imposibilidad de adivinar aún la conjurada luz,
de presentir Ia tierra, el término,
la certidumbre al fin de lo esperado.

Escribo desde la sangre,
desde su testimonio,
desde la mentira, la avaricia y el odio,
desde el clamor del hambre y del trasmundo,
desde el condenatorio borde de la especie,
desde la espada que puede herirla a muerte,
desde el vacío giratorio abajo,
desde el rostro bastardo,
desde la mano que se cierra opaca,
desde el genocidio,
desde los niños infinitamente muertos,
desde el árbol herido en sus raíces,
desde lejos,
desde el tiempo presente.

Pero escribo también desde la vida,
desde su grito poderoso,
desde la historia,
no desde su verdad acribillada,
desde la faz del hombre,
no desde sus palabras derruidas,
desde el desierto,
pues de allí ha de nacer un clamor nuevo,
desde la muchedumbre que padece
hambre y persecución y encontrará su reino,
porque nadie podría arrebatárselo.

Escribo desde nuestros huesos
que ha de lavar la lluvia,
desde nuestra memoria
que será pasto alegre de las aves del cielo.
Escribo desde el patíbulo,
ahora yen la hora de nuestra muerte,
pues de algún modo hemos de ser ejecutados.

Escribo, hermano mío de un tiempo venidero,
sobre cuanto estamos a punto de no ser,
sobre la fe sombría que nos lleva.

Escribo sobre el tiempo presente.

José Ángel Valente


Over het heden

Se freres vous clamons, pas n’en devez
Avoir desdaing, quoy que fusmes occis
Par justice.
BALLADE DES PENDUS

Ik schrijf uit een schipbreuk,
uit een teken of een schaduw,
een afgebroken leegte
die opeens volloopt met dreigend licht.

Ik schrijf over het heden,
over de noodzaak om een testamentaire orde aan onze gebaren
te geven,
om door te geven in de naam van de vader,
van de kinderen van de vader, –
van de duistere kindskinderen,
van hun spoor op aarde,
tenminste een spoor van de liefde die we ondervonden
in het holst van de nacht,
van de klacht of de vlam die de mens zowel verheft
tot de gretige tijd van de god
als zijn paleizen, kudden en rijkdommen verwoest
tot aan de scherf en de zweer van Job de vrijwillige.

Ik schrijf over het heden.

Ik schrijf in geheimtaal,
want wie zou ons nog de sleutel kunnen geven
van alles wat we moeten zeggen.
Ik schrijf over de adem van een nog vormeloze god,
over een nog niet voltrokken openbaring,
over de blinde afgezant
die generaties lang onze naam zal dragen.

Ik schrijf over de zee,
over de zee die zich terugtrekt en op het strand
versteende vormen achterlaat
of trillende restanten van andere levens.
Ik schrijf over de breedte van de pijn,

over wat we verwoest hebben,
vooral in onszelf,
opdat niemand ooit nog zo’n muren van haat
kan optrekken.

Ik schrijf over de walmende ruïnes van ons geloof,
met geheime woorden,
over een blind maar trefzeker visioen,
waarvoor onze ogen amper zijn geboren.
Ik schrijf uit de nacht,
uit de eindeloze voortgang van de schaduw,
uit de enorme schaal van ontelbare getallen,
uit de trage, eindeloze beklimming,
uit de onmogelijkheid het samenzwerende licht te voorspellen,
de aarde te voorvoelen, het einde,
en tenslotte de zekerheid van het langverwachte.

Ik schrijf uit het bloed,
uit zijn getuigenis,
uit de leugen, de inhaligheid en de haat,
uit de schreeuw van de honger en de onzienlijke wereld,
uit de veroordelende rand van de soort,
uit het zwaard dat die soort dodelijk kan treffen,
uit de draaiende leegte beneden,
uit het aangezicht van de bastaard,
uit de hand die zich ondoorzichtig sluit,
uit de volkerenmoord,
uit de kinderen eindeloos gestorven,
uit de boom in zijn wortels gewond,
uit de verte,
uit het heden.

Maar ik schrijf ook uit het leven,
uit zijn krachtige schreeuw,
uit de geschiedenis,
niet uit zijn neergekogelde waarheid,
uit het gelaat van de mens,
niet uit zijn neergehaalde woorden,
uit de woestijn,
want daaruit komt een nieuw protest,
uit de menigte mensen die honger en vervolging
lijden en hun rijk zullen vinden,
want niemand kan het hun afpakken.

Ik schrijf uit onze beenderen
die de regen zal wassen,
uit ons geheugen
dat blij grasland wordt voor de hemelse vogels.
Ik schrijf van op het schavot,
nu en in het uur van onze dood,
want we worden hoe dan ook terechtgesteld.

Ik schrijf, broer van een komende tijd,
over alles wat wij op het punt staan niet te zijn,
over het donkere geloof dat ons stuwt.

Ik schrijf over het heden.

José Ángel Valente
Vertaling Bart Vonck

Valente, José Ángel, De compositie van de stilte. Gedichten, Brussel 2003 (Wagner en van Santen)


Leid und Trost

Unendlich
Einsam sind
die wahrhaft
Sehnenden.
Unendlich
einsam sind
die wahrhaft
Liebenden.
Unendlich
einsam sind
die wahrhaft
Denkenden.
Sie sind
Kein Heer,
gehen
einzeln einher.
Sind bedrückt
vor der Zeit
Und gebeugt
vom Leid
der ganzen
Menschheit.
Aber sie sind
rein
wie die Quelle,
die rieselt und rinnt.
Und sie sind
wie
wärmende Helle,
die Sonne uns bringt
nach schauriger Nacht.
Und
sie sind!
und
werden sein!
und
wieder voran
der Menschheit gehen

und sicher sie geleiten
durch bewegte Zeiten.
Werden Kraft ihr leihn
und ihr Hilfe sein
und der Wunden Brand
mit liebender Hand
stillen und heilen.
O lasst sie
nicht länger mehr
einsam sein!
Lasst sie
in Eure Reihn!
Lasst sie
eure Führer sein!
Die Sehnenden,
Liebenden,
Denkenden!
Sie sind
die zum Guten
Lenkenden!

[Ravensbrück]

Maria Günzel


Verdriet en troost

Oneindig
Eenzaam zijn
de waarachtig
verlangenden
Oneindig
eenzaam zijn
die waarachtig
liefhebben
Oneindig
eenzaam zijn
de waarachtige
denkers.
Zij zijn
geen leger,
maar gaan
alleen
Zijn teneergeslagen
voor de tijd
En neergebogen
door het lijden
van de hele
mensheid.
Maar zij zijn
zuiver
als de bron,
die druppelt en stroomt.
En ze zijn
als
verwarmend licht,
dat de zon ons brengt
na een griezelige nacht.
En
dat zijn ze!
en
zullen zijn!
en

opnieuw uitgaan
voor de mensheid
en hen veilig leiden
door turbulente tijden.
Zal haar kracht lenen
en haar hulp zijn
en de wonden die branden
met een liefdevolle hand
stillen en ze helen.
O laat hen
niet langer
meer eenzaam zijn!
Laat ze
in uw gelederen!
Laat ze
jullie gidsen zijn!
De verlangenden,
liefhebbenden,
denkers!
Zij zijn het
die naar het goede
leiden!

[Ravensbrück]

Maria Günzel