Vasalis

ouder 077

 

 

APPELBOOMPJES

Op een recht, zwart kousebeen,
dunne rokjes opgeheven,
dansend in de vroege regen
en de tuin voor zich alleen,

staan twee jonge appelbomen,
’t witte bloed omhooggestegen,
vlinderhoofden wijd omgeven
door hun allereerste dromen.

Met hun smalle voet in ’t gras,
ingetogener en lomer
staan zij later in de zomer
na te peinzen hoe het was.

Voller wordend met de dagen,
vastgegroeid in ’t ogenblik,
bestemd, mijn zustertjes, -als ik –
te worden, rijpen en vrucht te dragen.

Vasalis

AAN EEN BOOM IN HET VONDELPARK

Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruisend als een kind
terwijl hij viel. nog vol van zomerwind.
Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken.

0, als een jonge man, als Hector aan de zegewagen,
met slepend haar en met de geur van jeugd
stromende uit zijn schone wonden,
het jonge hoofd nog ongeschonden,
de trotse romp nog onverslagen.

Vasalis

AAN EEN BOOM

Soms kijk je door je smalle ogen
zo zomers of je door de blaadren kijkt.
twee smalle stukjes blauw het lijkt
door ochtendnevellicht bevlogen.
Beweeg maar niet. Want wie kan het verdragen
wanneer een boom zijn wortelen verlaat
en dansen gaat.
Ik niet. En toch je bent gemaakt om te bewegen.
in lange lijnen als een langzame muziek
en dan weer stil te staan. Omhoog, een slanke basiliek.
Daar kan ik beter tegen.
Ik ben vanavond in de tuin gegaan.
De bloemen waren alle wit. de maan
had haar ontroerd. Ik heb een boom omhelsd.
Hij was niet groot. zijn bast was hard.
maar ‘k voelde duidelijk het kloppen van een hart;
ik denk dat het alleen het mijne was.
Ik stond in het onzichtbare. natte en zware gras
en voelde me in ‘t paradijs gedreven.
Wie kan daar leven?

Vasalis