Zeitgeist (2): Oorlog 2024 – dagboek aan het front

Oorlogsdagboek uit Oekraïne
We waren blade runners

https://www.groene.nl/artikel/we-waren-blade-runners?

Andrii Kobaliya
21 januari 2025

Een plek om te sterven. Juni 2024.

We waren blade runners. Elke tocht naar de overkant van de rivier kon onze laatste zijn. Na mijn vakantie werd mijn bataljon naar het heetste front van de Russisch-Oekraïense oorlog gestuurd. Terwijl ik uitrustte in de Karpaten, rukten de Russen langzaam op vanuit het bezette Avdijivka in de Donbas, richting Pokrovsk, een belangrijke stad waar veel wegen samenkomen. Dorp na dorp, ondanks hun waanzinnige verliezen, kwamen ze steeds dichter bij de Vovcha-rivier, op slechts twintig kilometer van de stad. Iedereen die ons zag voordat we erheen gingen, keek ons aan alsof we al dood waren.

Tijdens de officiersbriefing werden we uiteraard gewaarschuwd dat het onze taak was om de linie te verdedigen tegen de hoofdaanval van de vijand. Dat klonk dreigend, maar neutraal. In de praktijk betekende het echter dat we te maken hadden met voortdurende aanvallen van de Russische infanterie en een gestage, gedwongen terugtocht. Het grote probleem deze keer was dat we geen kant op konden: er was geen plek waarheen we ons konden terugtrekken. We bevonden ons op een ‘eiland’ – zo noemden we een aantal stroken bomen en een gebombardeerd dorp temidden waarvan we vochten.
Achter ons stroomde een rivier die het slagveld scheidde van de rest van de wereld. Vanuit het oosten, noorden en zuiden rukten de Russen op. Iedereen die zich aan onze kant van de rivier bevond, was geïsoleerd, alsof hij op een klein eiland zat. En op dat stukje land werd gedurende enige tijd bloed vergoten. Het was een race tegen de klok voor de genieofficieren en hulptroepen, die tijd nodig hadden om versterkingen langs de rivier op te bouwen. Pas daarna konden we ons terugtrekken naar betere posities aan de overkant, waar de Russen ons niet zouden kunnen bereiken – althans, zo zagen de generaals dat. Tot die tijd restte ons niets anders dan deze stroken bomen en het verwoeste dorp met man en macht te verdedigen.

Ik herinner me hoe ik die warme zomerochtend bij de Vovcha-rivier stond en naar de zonsopgang keek. De rechteroever lag iets hoger dan de linker, waardoor ik zelfs zonder verrekijker duidelijk de begroeiing aan de overkant kon zien, waar honderden gevechtsvoertuigen waren opgesteld. De kanonnen stonden op het punt om te ontwaken, de Russische luchtmacht maakte zich klaar om zware bommen te droppen, en de vijandelijke infanterie stond op het punt een aanval in te zetten. Het vuur en de rook van de beschietingen en de gevechten van de vorige dag waren nog niet weggetrokken, en toch begon er alweer een nieuwe, hete dag vol strijd.
Op een gegeven moment besefte ik dat de oorlog in de Donbas was verworden tot een lopende band van vernietiging en dood. Het was beangstigend eenvoudig om hier te sterven. Tientallen miljoenen dollars aan granaten werden binnen enkele uren verschoten, waardoor strategische posities veranderden in stapels hout en verwrongen metaal, vermengd met menselijke lichamen. De uitrusting hield het nauwelijks vol en ging voortdurend kapot of werd vernietigd door drone-aanvallen en artilleriebeschietingen. Elk uur vielen er gewonden en doden. Over de radio hoorde ik continu oproepen voor evacuaties naar artsen. Dit ging de hele dag door, met slechts een korte onderbreking tijdens de nacht. Maar zelfs dan stierven er mensen – door drones, willekeurige beschietingen of omdat ze al gewond waren en niet van het eiland konden worden geëvacueerd. In zo’n oorlog wint niet de beste, maar simpelweg de betrouwbaarste. Niet één peperdure raket, maar duizenden goedkope Chinese drones maken het verschil.

Armando

Elke strook bomen kende zijn eigen tragedie. Ze wisselden dagelijks van eigenaar. Tussen de groene lijnen op de beelden van de verkenningsdrones zag ik verkoolde stukken grond en zwartgeblakerde bomen – plekken waar eerder onze of Russische stellingen waren geweest. Rondom die posities, en soms midden in het veld, lagen tientallen lichamen van vijandelijke infanteristen. Elke dag werden het er meer. Een week eerder zag ik vijftien Russische infanteristen tegelijk uit hun schuilplaats tevoorschijn komen en haastig onze stellingen naderen, dwars door het open veld. Terwijl ze die achthonderd meter renden, werd er vanuit alle hoeken op hen geschoten – met mortieren, machinegeweren, automatische granaatwerpers, drones en zware artillerie. Slechts zes van hen bereikten ongedeerd onze linies. De rest werd ter plekke gedood of bloedde die nacht nog dood. Maar degenen die het wel haalden, zetten onmiddellijk de aanval in en probeerden onze loopgraven te bestormen. Onze infanterie, uitgeput en zwaar onder druk, kon met moeite standhouden en leed aanzienlijke verliezen.

Drie of vier uur later verschenen opnieuw tien Russische infanteristen vanuit de overkant van het terrein. Dit keer hadden ze geleerd van hun eerdere verliezen: in plaats van als één groep te bewegen, splitsten ze zich op in drie of vier kleinere groepen. Daardoor slaagden vier van hen erin hun beoogde posities te bereiken en zich daar te vestigen. Onze gewonde strijders kropen simpelweg naar een aangrenzende positie in hetzelfde bosgebied. Die dag raakten we ons overwicht kwijt. Iedereen begreep dat het slechts een kwestie van tijd was voordat we alle posities in die strook bomen zouden kwijtraken.

Opnieuw verschenen vijftien donkergroene stippen in het veld. Het leek erop dat niemand de lichamen had weggehaald. De families in Vladivostok of Rostov zouden slechts een bericht ontvangen: ‘vermist in de strijd.’ Hoewel de posities van mijn peloton zich op 1,5 kilometer van de frontlinie bevonden, bracht de wind vaak die onaangename, zoetige geur van ontbinding met zich mee. Die geur zal ik nooit vergeten.

Ons peloton had zijn eigen rol in deze lopende band van de dood.
Verkenningsdrones patrouilleerden in onze sector en hielpen de artillerie bij het nauwkeurig richten. Andere drones schakelden vijandelijke infanterie uit. Wanneer bevriende posities werden omsingeld, zorgden wij voor de logistiek – we dropten voedsel, water en munitie vanuit drones om hen te ondersteunen. Kortom, we deden alles om tijd te winnen, om ervoor te zorgen dat er weer een nieuwe dag aanbrak op het eiland. Maar ons eiland werd met de dag kleiner. De Russen veroverden strook na strook. Ze zullen tientallen mensen verliezen, maar uiteindelijk zullen ze dat verdomde dorp innemen. En vanaf daar zullen ze de rivierovergangen onder vuur nemen. Mijn soldaten zullen dan wekenlang in hun posities moeten blijven om het aantal risicovolle tochten naar het eiland te beperken.

Armando

Mijn God, hoe ben ik hier beland? Wat doe je als de vijand compleet gestoord is? Hoe weersta je deze constante druk? Hoe stop je een staat die geen enkele waarde hecht aan het leven van zijn eigen burgers? Tweeënhalf jaar oorlog zijn verstreken, en nog steeds weet Rusland me te verbazen.
Natuurlijk zou geen van onze oude Sovjet-kolonels ooit bevel tot terugtrekken geven. Ze zijn veel te bang om hun rangen en posities te verliezen. Voor hen is het verlies van een verschroeid stuk land veel erger dan het verlies van tientallen soldatenlevens. Dus zal ik zelf moeten bepalen wanneer ik een bevel negeer en besluit om verder terug te trekken.
Hoe dan ook, het eiland werd met de dag gevaarlijker. Toen het front steeds dichterbij kwam, wilde ik het peloton terugtrekken naar onze reserveposities, zodat we vanaf de rechteroever van de rivier konden opereren. In dat geval hoefden we de gevaarlijke oversteekplaatsen niet langer te gebruiken. Het enige wat nog restte, was die reserveposities vinden.

Samen met mijn sergeant, die de bijnaam ‘Boroda’ droeg, landden we bij zonsopgang in het centrum van een klein dorpje aan de rechteroever van de rivier. De zon was nog niet op, maar de hitte was al voelbaar. In deze steppen heeft de aarde tijdens de korte zomernachten nauwelijks tijd om af te koelen. Boroda keek net als ik peinzend naar het ‘eiland’ aan de overkant. We moesten verder. Op dit soort plekken aan het front kun je niet te lang blijven staan; anders word je opgemerkt, en gaan Russische drones op jacht.
We liepen door de straten van het lege, nog niet verwoeste dorp. Bijna elk erf had een kelder. In het nabijgelegen bos zag Boroda twee diepe schuilholen die eerder waren gebruikt door de artilleristen van de 25e Airborne Assault Brigade. Maar omdat het front dichterbij kwam, hadden ze zich moeten terugtrekken. Het kostte me minder dan een uur om de contactpersonen te vinden van degenen die deze schuilholen hadden gegraven, en nog eens tien minuten om met hen te onderhandelen over het huren van deze posities.
Welnu, de verkenning was succesvol. Eindelijk had ik een plek waar ik de jongens heen kon brengen, en dat gaf me een beetje rust. Er waren nog tien minuten voordat de pick-up truck zou arriveren om ons naar een plek te brengen waar zich koffie en een warme douche bevonden. Voor de laatste keer keek ik naar de rivier en de begroeing in de verte. Plotseling overviel me een gevoel van déjà vu. Ik had dit al eens eerder meegemaakt. Echt waar, lang geleden. In een ander leven, aan een ander deel van het front, met een ander bataljon. Ook toen drong de Russische infanterie van alle kanten aan, en lag achter me een rivier. De vorige keer was dat de Oskol, deze keer de Vovcha. In de herfst van 2022 vocht ik in de regio Charkiv, in het oosten van Oekraïne. Destijds was het pas de achtste maand van de oorlog. Op wonderbaarlijke wijze had ik het overleefd in die bossen. Er leek sindsdien een eeuwigheid te zijn verstreken, en nog steeds vocht ik in het oosten.
In de tussentijd had ik het een en ander geleerd en gezien. Daardoor begreep ik nu beter wat me te doen stond. Deze keer was ik bereid om de werkelijkheid onder ogen te zien, hoe hard die ook mocht zijn. Misschien was deze veldslag mijn manier om een onafgemaakte zaak af te sluiten – een kans om terug te keren naar het moment waarop ik nog zwak was, en het verhaal opnieuw te beleven. Of misschien zou ik de kans niet krijgen om het af te maken en sterven voordat het voorbij zou zijn.

Achterhoede. Juli 2024

In het achterland vond ik onderdak in een studio in de stad Novogrodivka. Toegegeven, het stonk er naar rioolwater en de vorige soldaten hadden een hoop spullen en afval achtergelaten. Het was een typisch Sovjetblok met grijze gebouwen van meerdere verdiepingen, ondraaglijk heet in de zomer. Toch was ik dankbaar voor deze plek, want alleen hier kon ik echt tot rust komen en normaal slapen. Grappig eigenlijk, als kind werd ik altijd eerder wakker dan mijn ouders en op de kleuterschool had ik een hekel aan dutjes. Maar nu, als volwassene, is slaap mijn grootste steun. Het moment waarop je niet hoeft te denken, niets hoeft te doen, gewoon even niet hoeft te bestaan. Het liefst acht uur achter elkaar.

Buiten het raam, onder een boom, stond mijn groen geverfde pick-up truck. In de verte klonk het gedreun van kanonnen: de Oekraïense luchtafweer haalde opnieuw een doelwit neer. Onbekende vogels zongen op de afvalhopen in de buurt. ’s Nachts is het hier nooit stil.
Ik begon al weg te dommelen, maar werd plotseling wakker van iets. Een vreemd geluid dat me om de een of andere reden extreem gevaarlijk leek. In eerste instantie kon ik niet plaatsen waar mijn angst vandaan kwam. In zulke situaties kijk ik altijd direct rond in de kamer waar ik slaap. Niemand te zien. De deur was op slot. Mijn aanvalsgeweer stond tegen de muur. Een pistool, zoals je die in oude Sovjetfilms ziet, lag naast het bed. De dreiging kwam niet uit het appartement, maar van buiten, uit de tuin, boven de daken van de huizen. Een Russische drone was de stad binnengedrongen. Het doelwit kon net zo goed mijn pick-up onder de boom zijn geweest, of een burger die de pech had gehad de avondklok te negeren en op dat moment door de straten te lopen. Ze zeggen dat een soortgelijke drone, toen hij een week geleden geen doel kon vinden, uiteindelijk door het raam van een verlaten appartement was gevlogen waar al tijden niemand meer woonde.
Het gezoem van de drone werd steeds luider. Hij zweefde recht boven ons huis en leek lager te willen komen. Ik vroeg me af of hij de warmte van mijn lichaam door het raam zou kunnen detecteren. Mijn bed stond immers vlak naast de vensterbank. Mijn God, het voelde alsof ik in die aflevering van Black Mirror zat, waarin drones op mensen jagen. Maar in plaats van de instinctieve angst die ik eigenlijk zou moeten voelen, was ik vooral woedend. Hoe konden ze in hemelsnaam meer dan twaalf kilometer voorbij de frontlinie vliegen, midden in de nacht? En waarom juist naar mijn tuin, nu ik eindelijk lag te slapen?

Armando

Toen de drone naar beneden dook en op slechts tien meter van mijn raam leek te hangen, schoot de gedachte aan mijn pick-up door mijn hoofd. Maar toch rende ik naar de badkamer, en verschool me achter een muur. Zelfs als de drone mijn raam binnen zou vliegen en in het appartement zou ontploffen, zou deze muur me in ieder geval beschermen tegen rondvliegende granaatscherven. Alleen tegen een nieuwe hersenschudding zou hij weinig uithalen. Een paar minuten later hoorde ik ergens in de buurt een explosie. Hoe ben ik hier eigenlijk terechtgekomen, in dit troosteloze mijnstadje in de Donbas, duizend kilometer van huis? Het duurt al zo lang dat het me nauwelijks nog verbaast. Ik liep naar buiten om te kijken of mijn pick-up nog intact was, rookte een sigaret op de veranda en kroop weer terug in bed.
Zonder filterkoffie, IQOS en Starlink zou ik zeggen dat de ochtend na zo’n onrustige nacht al verloren was. Zonder dit onmisbare trio zouden mijn jonge strijders nauwelijks in staat zijn om te vechten. Zelf zou ik daar nog een paar essentiële dingen aan willen toevoegen.

Het is onmogelijk om pelotonscommandant te zijn zonder ibuprofen en valeriaan. Het werk lijkt op dat van een crisismanager in het burgerleven, maar in werkelijkheid is het een slopende reis van onbepaalde duur. Iedereen om me heen is al lang gek geworden. Af en toe kwamen er nieuwe leden bij het team. Zij kennen de veldslagen bij Irpin en Izjoem uit het begin van de Russische invasie alleen van het nieuws en van verhalen van mensen zoals ik.

Op 23 februari 2022 kwam ik thuis van een feestje en ging ik naar bed. Sindsdien leef ik al 29 maanden alsof ik vastzit in een film van Christopher Nolan – een droom binnen een droom binnen een droom. Iedere maand ben ik dieper weggezakt in deze werkelijkheid. Ik ben niet vergeten hoe het vroeger was, maar wát er vroeger überhaupt was. Wie was ik? Zal ik ooit het moment meemaken waarop het weer mogelijk is om me dingen te herinneren?

Soms schrijven vrienden: ‘Hoe gaat het met je?’ Maar eerlijk gezegd weet ik dat zelf ook niet. Van binnen voel ik meestal woede en angst. Toch verlang ik naar rust, naar vrede. Ik zou vlinders willen zien – maar de enige vlinders die hier zijn, vliegen ’s nachts achter de linies en vernietigen bussen, pick-ups en tanks. Wanneer ik wakker word, voel ik al lang geen kracht meer in de ochtend. Vaak wil ik alleen bog maar gaan liggen en proberen me te herinneren hoe het ‘vroeger’ was.

Elke ochtend doemden er onvermijdelijk nieuwe problemen op. Zo vergat ik steevast om mezelf iets voor het ontbijt te maken. Op alleen koffie kom je niet ver, dus ging ik naar de dichtstbijzijnde markt. Onderweg hoorde ik plots een hard fluitend geluid boven mijn hoofd. Reflexmatig liet ik me vallen en drukte mijn lichaam tegen het hete asfalt. De Russen beschoten de stad met een meervoudige raketwerper (MLRS), dit keer met clustermunitie. Deze ‘cassette’ vloog over de hoogbouw en ontplofte midden in het centrale park. Daar liepen vaak nog kinderen en moeders met kinderwagens. Het oorverdovende lawaai van meerdere explosies echode door de wijken van Novogrodivka. Het was lang geleden dat ik midden in een stad onder vuur was komen te liggen. De oorlog veranderde snel, en het leek erop dat twaalf kilometer van het front niet meer zo veilig was als voorheen.

Ik stond op en liep naar de supermarkt, waar ik een paar yoghurtjes kocht. Ik was al een tijdje op dieet. Terwijl ik WhatsApp checkte, nodigde ik Boroda uit om mee te gaan naar een ontmoeting met een officier van een bevriende eenheid. Vervolgens stapte ik in mijn pick-up en reed naar mijn favoriete café. Deze hipsterplek voelde alsof we ergens in Berlijn waren, of misschien bij Golden Gate in Kyiv – helemaal niet alsof we ons midden in de Donbas bevonden. Aan een van de tafels richtte ik een soort commandocentrum in voor ons peloton. Van buitenaf leek het op een normaal gesprek tussen een paar mannen in korte broek. Maar in werkelijkheid bespraken en planden we daar alle belangrijke operaties, onder het genot van koffie, Chinese noedels en sinaasappelsap. Er werkte ook een mooi meisje, ongeveer mijn leeftijd. Toch voelde ik me nog steeds niet in de juiste stemming om haar aan te spreken of om haar telefoonnummer te vragen. Om eerlijk te zijn was ik bang om haar te benaderen. Het blijkt dat blonde serveersters me nu meer afschrikken dan mortieren en kamikazedrones. Best grappig eigenlijk.
De officieren van andere pelotons en compagnieën zagen er ongeveer net zo uit als ik – jong, uitgeput en getekend door de oorlog, waardoor we allemaal een voorliefde hadden ontwikkeld voor zwarte humor. We deelden informatie en munitie, hielpen elkaar met pick-ups voor gevechtsrotaties en sloten zelfs weddenschappen af over het front.

Armando

Het lijkt op wedden op paardenraces of op pokeren, maar het spel gaat over het slagveld. Voor buitenstaanders klinkt dat natuurlijk bizar en cynisch. Toch ben ik ervan overtuigd dat officieren in elk mogelijk leger tijdens de Tweede Wereldoorlog precies hetzelfde deden. Oorlog is immers het meest onvoorspelbare spel; geen enkele voorkennis kan de overwinning garanderen. Officieren zijn vaak de grootste liefhebbers van pessimistische scenario’s; we verwachten altijd het ergste. De winnaar van deze vreemde weddenschappen was degene wiens voorspelling het dichtst bij de realiteit lag. Zo wedde de kapitein met de roepnaam ‘America’ erop dat ons eiland het niet zou redden tot 1 augustus. Deze keer hing de uitkomst van het spel deels af van de inzet van onze eenheden. Ik geloofde dat we het nog wel een paar weken zouden kunnen volhouden. Naast de wil om te overleven, speelde nu ook een gevoel van opwinding mee in mijn motivatie.
Aan het einde van de vergadering herinnerde ik me dat ik voor vandaag had gepland om wat rust te nemen en een makkelijkere dag te hebben. Dus besloot ik naar het zwembad te gaan. Ja, te midden van alle chaos, beschietingen en de constante aanwezigheid van de dood om ons heen, was er in het centrum van deze mijnstad een groot overdekt zwembad, open van acht uur ’s ochtends tot acht uur ’s avonds. Voor slechts vijf dollar wilden de medewerkers je kleding wassen en drogen terwijl je zwom of een douche nam. Best handig, toch?

Dit oude Sovjetzwembad, bekleed met blauwe en groene tegels, was een van de plekken waar ik voor mezelf zorgde. Hier kon ik even alleen zijn met mijn gedachten, iets wat met de maand moeilijker werd. De afgelopen weken had ik vijf keer op het randje van de dood gestaan. Diverse 120 mm mortiergranaten waren binnen tien meter van mijn schuilplaats ingeslagen.
Door het trauma van de hersenschudding deden mijn oren nog steeds veel pijn toen ik naar de bodem van het zwembad dook. Een paar dagen eerder, tijdens een avondrotatie, had ik geprobeerd het moreel van mijn peloton hoog te houden door achter in een pick-up truck plaats te nemen. In mijn handen hield ik een jachtgeweer, voor het geval onze drone-stoorzender het zou begeven en ik drones uit de lucht moest schieten met hagel. Die avond vloog een Russische kamikazedrone over ons heen en bleef op ongeveer honderd meter hoogte zweven. Het was te ver voor een schot met het geweer, en met een machinegeweer zo’n doel raken terwijl we over een hobbelige weg reden, was onmogelijk. We hadden geluk: onze pick-up truck passeerde dit gebied net op tijd en kwam niet in zijn gezichtsveld terecht. Maar slechts een minuut nadat we de kruising waren gepasseerd, viel dezelfde drone een andere eenheid aan. Twee soldaten raakten ernstig gewond en zullen de rest van hun leven met de gevolgen moeten leven. Heb ik het juiste gedaan? Had ik met het geweer moeten schieten, ook al was de kans klein dat ik de drone zou raken? Wat als dat juist de aandacht van de drone had getrokken? Er zijn geen antwoorden op zulke vragen, alleen een innerlijke worsteling en de troost van zelfgenoegzaamheid.
De soldaten noemden de weg van het achterland naar de oversteekplaats ‘Death Valley.’ De meeste van onze chauffeurs waren zo bang dat ze weigerden het bevel op te volgen om daarheen te gaan. Aan beide kanten van de onverharde weg lagen her en der uitgebrande pick-up trucks opgestapeld. Soms zagen we ook een uitgeschakelde Amerikaanse pantserwagen of oude Sovjetbusjes. Ondanks alle adrenaline en het gevoel deel uit te maken van een historische zomercampagne, wist ik diep van binnen dat mijn voertuig op een dag tussen die uitgebrande wrakken zou staan.

Armando

De beslissing. Oktober 2024

Twee maanden waren verstreken sinds we het eiland hadden verlaten. Het had stand gehouden tot 1 augustus, en zelfs iets langer. Niemand van mijn peloton was gedood of gewond geraakt. Natuurlijk werd ons bataljon onmiddellijk naar een ander deel van het front in de Donbas gestuurd. Want deze reis leek nooit te eindigen. Dus reed ik over de mistige snelweg, onderweg naar een nieuw probleem dat zich die ochtend had aangediend. Of misschien was het gisteren al ontstaan, maar was ik er niet op tijd bij geweest. Ik kon het me niet herinneren. In de oorlog bestaan de dagen van de week niet; data zijn slechts vage aanduidingen, en alles vloeit in elkaar over. Hoewel er om vijf uur ’s ochtends weinig andere auto’s op de weg waren, zette ik de muziek uit en reed heel langzaam. Niet omdat ik geconcentreerd was, maar omdat een hardnekkig beeld in mijn hoofd me geen rust liet.

De dag waarop we onze posities op het eiland verlieten, voelde als een mengeling van alles wat we tijdens de strijd om het eiland hadden meegemaakt, maar dan in geconcentreerde vorm – alles binnen één dag. Gedurende meerdere ritten wisten we al onze uitrusting en soldaten in veiligheid te brengen, ondanks beschietingen en het constante gezoem van drones boven ons. Tijdens de laatste tocht laadden we twee soldaten en wat munitie in. Natuurlijk stemde ik ermee in om achterin de pick-uptruck te stappen.

Op de zandweg voor ons reden twee soortgelijke voertuigen van bevriende eenheden. Een daarvan reed op een anti-infanteriemijn en kwam abrupt tot stilstand midden op de weg, met een volledig gescheurde band. Even later hoorde ik achter me een explosie. Omdat ik achterin tegen de cabine van de pick-up leunde, kon ik niet meteen zien wat er gebeurde. Eerst rook ik de scherpe geur van iets dat brandde. Kort daarna zag ik een beschadigde pick-up waaruit haastig soldaten sprongen. Het leek erop dat een kamikaze-drone het voertuig had geraakt. Gelukkig overleefden ze het allemaal. Ze renden naar de dichtstbijzijnde dekking en wachtten daar op het tweede voertuig om hen op te pikken. Iedereen in onze pick-up zat ondertussen vol adrenaline en de spanning was bijna tastbaar. Het voelde alsof we allemaal een overdosis stress en angst hadden opgelopen.

We waren high van de adrenaline, een verslaving die we sinds het begin van de oorlog hadden ontwikkeld. Deze keer kregen we een extra zware dosis, want de inzet was uitzonderlijk hoog. Iedereen wist dat dit onze laatste rit was; we zouden niet terugkeren naar het eiland. Het enige wat we nog hoefden te doen, was Novogrodovka bereiken en overleven. Een paar minuten na het incident met het voertuig van onze bondgenoten reden we door een bekende kuil, waardoor ik bijna uit de achterkant van de pick-up viel. Toch voelde ik een enorme opluchting bij het voelen van die kuil.
Het was een teken dat we bijna bij onze eindbestemming waren. De chauffeur remde af, iedereen stapte uit, en in een opwelling van opluchting en vreugde vuurden we een salvo af in de toch al sterrenrijke hemel. Maar zodra de zandweg niet langer werd verlicht door de flitsen van onze geweren, gebeurde er iets in mij. Er veranderde iets fundamenteels, alsof een concept, een gevoel, zijn betekenis had verloren. Op dat moment kon ik het alleen voelen, zonder er echt over na te denken. Maar nu, onderweg, een paar weken later, dringt het beeld van die onverharde weg, verlicht door geweervuur, weer tot mijn bewustzijn door. Misschien is het om me eindelijk te laten accepteren wat ik die avond voelde: ik heb er genoeg van. Er zijn genoeg verhalen die ik de rest van mijn leven kan vertellen, maar de oorlog put me alleen nog uit. Hij geeft me geen energie meer, hij verslindt slechts wat er nog over is.

Elke nieuwe maand hier heeft me kouder gemaakt. Hoe verder ik op het pad van de oorlog kwam, hoe moeilijker het werd om menselijk te blijven en de warmte binnenin vast te houden. Hoe verder ik afdreef van wie ik eigenlijk wilde zijn. Soms voelde het alsof er nog maar een paar van deze campagnes nodig waren voordat ik nooit meer terug zou kunnen keren naar het burgerleven. Alsof ik voor altijd vast zou blijven zitten in deze oorlog, die oneindig leek door te gaan. Serieuze relaties waren op dit pad onmogelijk. Wat had ik te bieden, behalve eenzaamheid en angst? Kinderen waren geen optie in dit verhaal. Een normale baan, een rustige hobby – dat paste niet in deze realiteit. Het avontuur had geen toekomst, alleen een eindeloos balanceren op het randje van een mes. Tot het moment dat ik zou struikelen.

Lees ook:

Mens blijven aan het front
Vanuit de loopgraven verdedigt de Oekraïense journalist Andrii Kobaliya zijn land óók tegen zijn corrupte officieren: https://www.groene.nl/artikel/we-moeten-door – Andrii Kobaliya 13 november 2024

Andrii Kobaliya (25) is tweede luitenant bij de Territoriale Strijdkrachten van Oekraïne, ex-journalist bij de publieke radio, docent aan de democratische school van Maibutni en due diligence-analist. Hij groeide op in Zuid-Oekraïne en woonde acht jaar in Kyiv. Dit stuk schreef hij speciaal voor De Groene. Vertaling: Menno Grootveld



Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.