Stein, Edith, Wetenschap van het kruis. Studie over Johannes van het kruis, Gent 1987 (Carmelitana) (pag. 42)
(…)
De tweesprong waarover het gaat is die van overweging en beschouwing (meditatie en contemplatie). Men heeft tot nu toe, misschien volgens de ignatiaanse methode, in de uren van overweging de vermogens van de ziel geoefend: zintuigen, verbeeldingskracht, geheugen, verstand, wil. Maar nu weigeren zij hun dienst. Alle inspanningen zijn vergeefs. De geestelijke oefeningen, anders een bron van innerlijke vreugde, worden een kwelling, ondraaglijk doods en vruchteloos. Er bestaat echter ook niet de neiging zich met wereldse dingen bezig te houden. Het liefst zou de ziel heel stil blijven, zonder zich te verroeren, en alle vermogens laten rusten. Maar dat komt haar voor als nietsdoen en tijdverspilling.

Zo ongeveer ziet het er in de ziel uit, wanneer God haar wil binnen leiden in de donkere nacht. Volgens gewoon christelijk spraakgebruik zal men zo’n toestand “een kruis” noemen. Eerder reeds was er sprake van, dat kruis en nacht iets met elkaar te maken hebben. Maar de vage vaststelling van een zekere verwantschap in betekenis helpt ons niet. Op verschillende plaatsen in de geschriften van Sint-Jan wordt zo beslist over de betekenis van het kruis gesproken, dat daardoor onze opvatting van zijn leven en zijn leer als een wetenschap van het kruis wel gerechtvaardigd zal zijn. Het zijn echter betrekkelijk weinig plaatsen. Het voornaamste symbool in zijn gedichten alsook in zijn verhandelingen is niet het kruis, maar de nacht: in de Bestijging en de Nacht staat dit symbool helemaal in het middelpunt, in het Hooglied en in de Vlam van Liefde (die voornamelijk over de toestand na de nacht handelen) klinkt het nog na.4 Daarom is het nodig zich nauwkeurig rekenschap te geven van de verhouding van kruis en nacht, als men uitsluitsel wil krijgen over de betekenis van het kruis bij Joannes.

